Het Menswezen Spiritueel en in het Huidige Moment Antroposofie – Dharma

November 2022

 

HET MENSWEZEN SPIRITUEEL EN IN HET HUIDIGE MOMENT

 

Antroposofie – Dharma

Antroposofie is de samenstelling van twee woorden, anthropos waarvan de betekenis mens is en Sophia staat voor wijsheid.

Dharma is een Sanskriet woord, een betekenis is drager, ondersteuner.
Met andere betekenis: wat werkelijk, het echte, is in het Universum als bestaan onderhouden.

Dit gaat over wat in deze instantie, aan mij en partner als keuze is gegeven om te bestuderen. Dan volgen er andere keuzes. Het is overgenomen voor de website om het daarvoor aan te bieden aan anderen om hiervan, naar keuze, ook gebruik van te maken.
Het is door ons ook niet allemaal in één keer en zelfs meer dan één keer gelezen. Het komt van twee kanten.
Vanuit originele geschriften en video overgenomen.
Door mij in het Nederlands vertaald.

 

Het gaat over Mens Zijn. Rudolf Steiner gebruikt het woord Menskunde.

Over herinneren en vergeten, in samenhang van het menselijke lichaam, om meer precies te zijn, de samenhang ermee.

Over het wezen van ziektevormen.

Over wat de mens wordt aangereikt om toekomst te ontwikkelen, weliswaar wordt er mede een verre toekomst bedoeld, maar de uitleg is verhelderend.

En eigenlijk is een pleidooi voor de spirituele wetenschap als een draad er doorheen geweven.

Het andere komt van Thich Nhat Hanh, een Dharma conversatie met als thema “geef jezelf over aan het huidige moment’.
De lering is volgens Boeddhisme.
Een werkelijk prachtig aanrijking hoe als mens met je zelf om te gaan in het leven op Aarde, het gaat mede over zelfkennis, zelfheling.
Mindfulness en ademhalen.

 

Essentie: heling van het zelf als mens zijn in samenzijn.

Er is meer en anders in het hier, in het nu.

Liefde is de Bron van levensbelang, de hartslag en ademhaling van de Schepping.

 

Hierbij wat raadgevingen:

Het is individueel als eerste toepassing en later volgt als het ware door het zelf, de verspreiding naar anderen.

Goed voor je zelf zorgen is het voornaamste, dat breng je namelijk energetisch over naar de hele omgeving.

Het is allemaal minder eenvoudig door zoals menig mens zijn denkwereld erop toepast, maar herhaling of routine kan behulpzaam zijn, passend in het door het individueel gekozen schema.

Af en toe aanpassen zal je zeker tegenkomen als een keuzemogelijkheid. Ieder voor zich, maar let wel, het is voor elkaar.

En veranderingen van levensspijs maakt stappen voor ontwikkeling.

Genieten van de allerkleinste momenten kan voor enorme verademing zorgdragen.

Bepaal zelf hoeveel je wilt lezen, kleine porties wordt geadviseerd.

Wellicht ontmoet je een woordwijzing of een zinwijzing of anders en leidt het naar wat er ook nog is of beter past in het moment.

Wees de verkenner in alle windrichtingen en ontdek welke richting als eerste goed aanvoelt.

Zelf meer erover lezen. Notities maken. Dat is mede de bedoeling.

 

Ervaringen opgedaan:

Met diepgang wordt de prachtige combinatie ervan ingezien in zijn zoals dit hier is samengebracht, in dit kleine hierbij doorgegeven gedeelte van het mens zijn, maar voor het huidige leven van groot belang.

SPIRITUELE WETENSCHAP VAN DE MENS(KUNDE)
GA 107 Rudolf Steiner
Het Vergeten – Berlijn, 7e voordracht 2 november 1908

Laten we vandaag eens kijken naar een van die aspecten van de spirituele wetenschap die ons laat zien hoe goed de antroposofie is om licht te werpen op het leven in de breedste zin van het woord.

Deze kennis helpt ons niet alleen het dagelijks leven te begrijpen, maar werpt ook licht op de grote spanwijdte van het menselijk bestaan, inclusief de tijd tussen dood en wedergeboorte.

Spirituele wetenschap kan ons juist in het dagelijks leven van grote hulp zijn; het kan ons helpen veel problemen op te lossen en ons te laten zien hoe we met het leven moeten omgaan.

Die mensen die niet in de diepten van het bestaan kunnen kijken, begrijpen veel dingen die ze op elk moment van de dag tegenkomen niet.
De vragen die niet door zintuiglijke ervaring kunnen worden beantwoord, stapelen zich op en, als ze niet worden beantwoord, blijven ze problemen die een verontrustend effect op het leven hebben en ontevredenheid kweken.

Ontevreden zijn in het leven kan echter nooit de evolutie van de mens dienen, noch zijn ware welzijn.

We zouden honderden van dergelijke levensproblemen kunnen opsommen die veel meer verhelderend zijn dan mensen zich gewoonlijk voorstellen.

Een woord dat veel van dergelijke problemen bevat, is het woord ‘vergeten’. Jullie kennen het allemaal als het woord dat het tegenovergestelde aangeeft van wat we het vasthouden van een mentaal beeld of een gedachte of indruk noemen.

Jullie zullen ongetwijfeld allemaal pijnlijke ervaringen hebben gehad met wat wordt overgebracht, door het woord vergeten.

Jullie kennen vast allemaal wel de vervelende ervaring die jullie vaak hebben als een of ander idee of indruk jullie, zoals we zeggen, uit het geheugen is geglipt. Jullie hebben je dan misschien afgevraagd waarom zoiets als vergeten tot de verschijnselen van het leven moet behoren.

Alleen met behulp van de feiten van het occulte leven kunnen jullie antwoorden krijgen op zoiets als dit, dat wil zeggen antwoorden die van enige waarde zijn. Jullie weten natuurlijk dat geheugen of herinnering iets te maken heeft met wat wij het etherische lichaam van de mens noemen.

We kunnen dus ook aannemen dat het tegenovergestelde van geheugen, namelijk vergeten, iets met het etherische lichaam te maken zal hebben.

Misschien is het terecht de vraag te stellen of het enige betekenis heeft dat de dingen die een mens op een bepaald moment in zijn gedachtenleven heeft gehad, ook kunnen worden vergeten?

Of moeten we ons tevreden stellen met het louter negatief karakteriseren van het vergeten, zoals zo vaak gebeurt, en zeggen dat het een gebrek van de menselijke ziel is om niet altijd alles te kunnen herinneren?

We zullen alleen licht werpen op vergeten door onze aandacht op het tegenovergestelde te richten en de aard en betekenis van het geheugen te beschouwen.

Als we zeggen dat het geheugen iets met het etherische lichaam te maken heeft, moeten we ons afvragen hoe het komt dat het etherische lichaam deze taak krijgt om de indrukken en gedachten in de mens vast te houden, zoals het etherische lichaam aanwezig is in planten waar het een wezenlijk andere taak heeft?

We hebben vaak gesproken over het feit dat in tegenstelling tot de steen, een plant zijn hele materiële natuur doordrongen heeft van een etherisch lichaam. En dit etherische lichaam in de plant is het principe van het leven in beperkte zin, en ook het principe van herhaling. Als de plant alleen onderworpen zou zijn aan de activiteit van het etherische lichaam, dan zou, beginnend bij de wortel van de plant, het bladprincipe zich oneindig herhalen.

Het is dankzij het etherische lichaam dat de delen van een levend wezen zich steeds weer herhalen, want het is het etherische lichaam dat hetzelfde wil blijven reproduceren. Daarom heeft het leven zoiets als de zogenaamde voortplanting, het voortbrengen van zijn eigen soort, want dit is fundamenteel te danken aan een activiteit van het etherische lichaam. Alles wat bij mens of dier afhankelijk is van herhaling, is toe te schrijven aan het etherische principe.

De herhaling van de ene wervel na de andere in de wervelkolom komt voort uit deze activiteit van het etherische lichaam.

Het einde van de groei van de plant aan de top en het verzamelen van zijn hele groei in de bloesem is te wijten aan de astraliteit van de Aarde die van buitenaf neerdaalt in de groei van de plant.

Het feit dat bij de mens de wervels van de wervelkolom wijder worden en de holle botten van de schedel worden, ontstaat door de activiteit van het astrale lichaam van de mens.

We kunnen dus zeggen dat alles wat de zaken tot een goed einde brengt, onderworpen is aan het astrale principe en elke herhaling aan het etherische principe.

De plant heeft dit etherische lichaam, en de mens heeft het ook.

Van geheugen in de plant kan natuurlijk geen sprake zijn.

Want om te beweren dat de plant een soort onbewust geheugen heeft waarmee hij noteert hoe het blad dat hij produceerde eruitzag, een beetje verder groeit en dan het volgende blad produceert volgens het patroon van het eerste, dit soort bewering leidt tot de vreemde illusies vandaag gezien in een recente trend van de natuurwetenschap.Sommige mensen zeggen zelfs dat erfelijkheid te wijten is aan een soort onbewuste herinnering.
We zouden dit bijna onzin in de natuurwetenschappelijke literatuur kunnen noemen, want spreken over het geheugen in de plant is eigenlijk puur dilettantisme op een hoger niveau.

Het is met het etherische lichaam, dat het principe van herhaling is, waar we ons mee bezig houden. Om het verschil te kunnen begrijpen tussen het etherische lichaam van de plant en dat van de mens, dat naast de eigenschappen van het etherische lichaam van de plant ook het vermogen heeft om het geheugen te ontwikkelen, zal het fundamentele verschil tussen een plant en een mens helder moeten worden. Stel jullie voor dat jullie een zaadje in de Aarde planten; daaruit zal een heel duidelijke plant ontstaan.
Uit een tarwekorrel zullen een tarwestengel en aren groeien, en uit een boon zal een bonenplant komen. Je zult moeten toegeven dat de ontwikkeling van de plant in zekere zin onherroepelijk wordt bepaald door de aard van het zaad.

Het is waar dat de tuinman er zijn invloed op kan uitoefenen en de plant kan veranderen en verbeteren door middel van allerlei tuinbouwmethoden.
Maar dat is echt een uitzondering op de regel en is slechts van ondergeschikt belang in vergelijking met het feit dat een bepaald zaadje, een plant met een bepaalde vorm en groei zal voortbrengen. Is dit bij de mens ook zo?

Tot op zekere hoogte is dit zeker zo, maar slechts tot op zekere hoogte. Wanneer een mens uit het embryo verrijst, zien we dat ook zijn ontwikkeling binnen bepaalde grenzen is ingeperkt.

Mensen met een donkere huidskleur komen van ouders met een donkere huidskleur, mensen met een blanke huidskleur van ouders met een blanke huidskleur, en we zouden nog diverse andere voorbeelden kunnen toevoegen om aan te tonen dat ook de menselijke ontwikkeling, net als die van de plant, binnen bepaalde grenzen is ingeperkt. Deze grens strekt zich echter alleen uit tot de fysieke, etherische en astrale natuur.

Bepaalde dingen zijn terug te vinden in de permanente gewoonten en temperamentvolle aard van een kind die overeenkomsten vertonen met het temperament en de instincten van zijn voorouders.

Maar als de mens net zo ingesloten zou zijn binnen de grenzen van een bepaalde groeivorm als de plant, dan zou er niet zoiets zijn als opvoeding, als ontwikkeling van ziel en geestelijke eigenschappen.

Stel jullie twee kinderen voor die verschillende ouders hebben, maar die qua vaardigheden en uiterlijke kenmerken erg op elkaar lijken, en stel jullie dan voor dat een van deze kinderen wordt verwaarloosd en niet veel onderwijs heeft genoten, terwijl de andere zorgvuldig wordt opgevoed en naar een goede school gaat waar zijn capaciteiten goed zijn ontwikkeld, jullie zouden onmogelijk kunnen zeggen dat deze ontwikkeling van de capaciteiten van het kind er al was in embryonale vorm zoals bij een boon. De boon groeit in ieder geval uit het zaad zonder dat we het hoeven op te voeden. Dat hoort bij zijn aard. Planten kunnen niet worden opgevoed, maar mensen wel.

We kunnen iets aan de mens doorgeven en iets in hem stoppen, terwijl we iets dergelijks niet in een plant kunnen stoppen.

Waarom is dit?

Omdat het etherische lichaam van de plant altijd een bepaald eindige, aantal innerlijke wetten heeft die zich van het ene zaadje naar het andere ontvouwen en een bepaalde ronde hebben waar ze niet voorbij aan kunnen gaan.
Het etherische lichaam van de mens is anders. Naast het deel dat voor de groei wordt gebruikt, dat is dat deel van zijn wezen dat ook binnen bepaalde grenzen zoals de plant is ingesloten, heeft het etherische lichaam van de mens als het ware ook een ander deel, een vrij deel, dat geen natuurlijk gebruik heeft, tenzij de mens door zijn opvoeding allerlei dingen wordt geleerd en daardoor worden in zijn ziel dingen gelegd waarmee dit vrije deel van het etherische lichaam zich bezighoudt.

Er is dus eigenlijk een deel van het etherische lichaam van de mens dat niet door zijn organische natuur wordt gebruikt. De mens houdt dit deel van het etherische lichaam voor eigen gebruik; hij gebruikt het noch voor groei, noch voor zijn natuurlijke organische ontwikkeling, maar houdt het als een vrij orgaan waarmee hij de ideeën van opvoeding tot zich kan nemen.

Welnu, het eerste dat bij dit proces van het verwerven van ideeën gebeurt, is dat de mens indrukken ontvangt. De mens moet altijd indrukken ontvangen, want de hele opvoeding is gebaseerd op indrukken en op de samenwerking tussen etherisch lichaam en astraallichaam. Om indrukken te ontvangen hebben we het astrale lichaam nodig, maar om deze indrukken vast te houden, zodat ze niet weer verdwijnen, hebben we het etherische lichaam nodig.

Zelfs het kleinste, schijnbaar triviale geheugenbeeld heeft de activiteit van het etherisch lichaam nodig. Om een object waar te nemen, heb je het astrale lichaam nodig, maar om het te onthouden als het hoofd wordt afgewend, moet je het etherische lichaam hebben.

Het astrale lichaam is nodig voor waarneming, maar om een idee, een mentaal beeld te hebben, heb je het etherische lichaam nodig. Ook al is er heel weinig activiteit van het etherisch lichaam nodig voor het vasthouden van ideeën, zo weinig dat er nauwelijks rekening mee gehouden hoeft te worden totdat het gaat om blijvende gewoonten, neigingen, veranderingen van temperament enzovoort, toch is het etherisch lichaam nodig voor herinneren.

Het moet er voor jullie zijn om één enkel mentaal beeld te herinneren. Immers, het vasthouden van mentale beelden berust in zekere zin op het geheugen.

Nu hebben we door de indrukken van de opvoeding, door de geestelijke ontwikkeling van de mens, van alles in dit vrije etherische orgaan gestopt en kunnen we ons nu afvragen of dit vrije etherische orgaan nog enige betekenis heeft voor iemands groei en ontwikkeling. Ja dat heeft het!

Hoe ouder een mens wordt – niet zozeer in zijn jeugd – alles wat door de opvoedingsindrukken in het etherisch lichaam is opgenomen, begint geleidelijk aan deel te nemen aan het hele leven van het menselijk lichaam, ook inwendig.

En de beste manier om hier een idee over te vormen van deze deelname is om een feit te leren kennen waar normaal gesproken geen rekening mee wordt gehouden. Mensen denken dat wat van zieleaard is, niet van veel belang is voor het leven van de mens in het algemeen.

Toch kan het volgende gebeuren: Stel dat een mens ziek wordt, simpelweg omdat hij is blootgesteld aan een ongeschikt klimaat. Laten we ons nu voorstellen dat deze mens in twee verschillende situaties ziek zou kunnen zijn.

Het kan zijn dat hij in het vrije deel van zijn etherische lichaam niet veel heeft om aan te werken. Laten we aannemen dat hij een luie kerel is, op wie de buitenwereld niet veel indruk maakt, en wiens opvoeding grote moeilijkheden heeft opgeleverd, omdat de dingen door het ene oor ingaan en door het andere uit. Zo iemand zal niet zo veel kunnen helpen herstellen als iemand anders die een alerte, levendige geest heeft, die in zijn jeugd veel tot zich heeft genomen en goed heeft gewerkt, en daarom goed heeft gezorgd voor het vrije deel van zijn etherische lichaam. Het zal natuurlijk nog door de uitwendige geneeskunde moeten worden bewezen waarom het herstelproces bij de een op grotere moeilijkheden stuit dan bij de ander. Dit vrije deel van het etherische lichaam dat door vele indrukken energetisch is gegroeid, doet zich gelden, en zijn innerlijke beweeglijkheid draagt bij aan het genezingsproces.
In talloze gevallen hebben mensen hun snelle of pijnloze herstel te danken aan het feit dat ze in hun jeugd met levendige belangstelling indrukken hebben ontvangen.

Daar kan men zien de invloed die de geest, hoe dit is op het lichaam!
Bij herstel van een ziekte maakt het een wereld van verschil of we te maken hebben met een mens die met een doffe geest door het leven gaat, of met een mens wiens vrije etherische lichaam, in plaats van zwaar en lusteloos te zijn, in leven is gebleven. Dat is waar te nemen, te zien, door jullie zelf als jullie met open ogen naar de wereld kijken en merken hoe mentaal luie en mentaal actieve mensen zich gedragen als ze ziek zijn.

Jullie zien dan dat het etherische lichaam van de mens iets heel anders is dan een gewone plant.

De plant mist dit vrije deel van het etherische lichaam dat de ontwikkeling van de mens bevordert, in feite hangt de hele ontwikkeling van de mens af van het hebben van dit vrije deel van het etherische lichaam. Als men de bonen van duizenden jaren geleden vergelijkt met de bonen van nu, dan ziet men natuurlijk wel een zeker verschil, maar in principe hebben bonen dezelfde vorm behouden. Als men echter de mensen van Europa in de tijd van Karel de Grote vergelijkt met de mensen van nu: waarom hebben de mensen van nu zulke verschillende gedachten en gevoelens?

Het is omdat ze altijd een vrij deel van hun etherische lichaam hebben gehad waarmee ze iets konden opnemen en van hun natuur konden transformeren. Dit alles geldt in het algemeen.

Nu moeten we kijken naar de manier waarop alles wat we hebben beschreven in bepaalde gevallen werkt. Laten we het geval nemen van een man die een indruk die hij krijgt niet uit zijn geheugen kan wissen, en dus blijft de indruk daar gewoon. Het zou vreemd zijn als men moest bedenken dat alles wat indruk heeft gemaakt sinds kindertijd, elke dag van het leven, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, altijd in de gedachten was. Jullie weten natuurlijk dat het pas een bepaalde tijd na de dood aanwezig is. En daar is dan een goede reden voor. Maar de mens vergeet het tijdens het leven. Jullie zijn allemaal niet alleen talloze dingen vergeten die jullie zijn overkomen toen jullie klein waren, maar ook veel dingen die vorig jaar zijn gebeurd, en zelfs een bepaald aantal dingen die gisteren zijn gebeurd. Een mentaal beeld dat uit het geheugen is verdwenen, dat is “vergeten”, maar is geenszins verdwenen uit het hele wezen, het hele spirituele organisme. Verre van. Als jullie gisteren een roos hebben gezien en nu de roos zijn vergeten, zit het beeld van de roos nog steeds in jullie, evenals alle andere indrukken die jullie hebben ontvangen, ook al zijn ze door het onmiddellijke bewustzijn vergeten. Nu is er een enorm verschil tussen een mentaal beeld terwijl het in ons geheugen is en nadat we het zijn vergeten. Laten we ons dus een mentaal beeld voorstellen dat we hebben gevormd van een externe indruk en die we nu in ons bewustzijn hebben.

Laten we dan met het oog van onze ziel zien hoe het geleidelijk verdwijnt en vergeten wordt. Het is er niettemin en blijft in het hele spirituele organisme. Wat doet het daar?

Wat doet dit zogenaamde vergeten beeld? Het heeft een zeer belangrijke functie. Vanaf het moment van vergeten begint het op de juiste manier te werken op het vrije deel van het etherische lichaam waar we het over hebben gehad, en maakt het dienstbaar voor de mens. Het is alsof het tot dan toe niet verteerd was. Zolang de mens het gebruikt om kennis op te doen, werkt hij innerlijk nog niet om leven in het vrije etherische orgaan te brengen.
Op het moment dat het in de vergetelheid raakt, begint het te werken.

Er kan dus worden gezegd dat er voortdurend wordt gewerkt in en aan het vrije deel van het etherische lichaam. En wat is het dat het werk doet?
Het zijn de vergeten ideeën! Dat is de grote zegen van vergeten!
Zolang een mentaal beeld in het geheugen blijft, verbinden jullie het met een object.
Wanneer een roos wordt geobserveerd en het mentale beeld ervan door het geheugen wordt gedragen, verbinden jullie het beeld van de roos met het uiterlijke object.

Het beeld is dus aan het externe object geketend en moet het zijn innerlijke kracht sturen. Op het moment dat jullie het beeld vergeten, laten jullie het echter vrij. Dan begint het kiemkrachten te ontwikkelen die innerlijk op het etherische lichaam van de mens werken. Onze vergeten herinneringen zijn dus van grote betekenis voor ons. Een plant kan niet vergeten. Het kan natuurlijk ook geen impressies ontvangen. Het zou het in ieder geval niet kunnen vergeten, omdat zijn hele etherische lichaam voor groei wordt gebruikt en er niets meer over is. Als mentale beelden de plant zouden kunnen binnendringen, zou daar nog steeds niets ontwikkeld kunnen worden.

Alles wat er gebeurt, gebeurt echter in overeenstemming met de wet.
Alles wat bedoeld is om zich te ontwikkelen en toch niet wordt geholpen in zijn ontwikkeling, vormt een belemmering voor de ontwikkeling.

Alles in een organisme dat niet bij zijn ontwikkeling betrokken is, wordt een belemmering voor de ontwikkeling. Als bijvoorbeeld allerlei stoffen in het oog worden uitgescheiden en niet door de algemene vloeistof van het oog kunnen worden opgenomen, zou het gezichtsvermogen worden aangetast.
Er mag niets blijven dat niet kan worden opgenomen en geabsorbeerd.
Zo is het ook met mentale indrukken. Als een mens bijvoorbeeld indrukken zou kunnen ontvangen en ze nooit uit zijn bewustzijn zou krijgen, zou het gemakkelijk kunnen gebeuren dat het vrije deel van het etherische lichaam ondervoed zou zijn en daardoor meer een handicap dan een hulp voor de ontwikkeling van een mens zou zijn.

Daar is de reden waarom het slecht is voor een persoon om ’s nachts wakker te liggen en bepaalde indrukken niet uit zijn hoofd te kunnen krijgen omdat hij zich ergens zorgen over maakt.

Als hij ze zou kunnen vergeten, zouden ze heilzaam werken op zijn etherische lichaam. In dit geval is het duidelijk wat een zegen het zou zijn om te vergeten, en tegelijkertijd is er een indicatie van de noodzaak om jezelf niet te dwingen iets te onthouden, maar het liever te leren vergeten. Het is het ergste wat mogelijk is voor de innerlijke gezondheid van een mens als er bepaalde dingen zijn die hij gewoon niet kan vergeten.

Wat we kunnen zeggen over alledaagse dingen van het moment, geldt ook voor dingen van ethisch-morele aard.

Een instelling vanuit hartwarmte die geen wrok koestert, is hier ook echt op gebaseerd. Wrok koesteren is ten koste van iemands gezondheid.

Als iemand ons iets heeft aangedaan en we herinneren ons de indruk die het op ons maakte elke keer dat we hem zien, dan vertellen we dit beeld aan hem en laten we het naar buiten stromen.

Maar als we hem de volgende keer hartelijk zouden kunnen begroeten, ontmoeten we hem, alsof er niets was gebeurd, dat zou echt goed doen.
Het is een feit en geen fantasie dat het iets goeds doet. Een haatdragende gedachte als deze is saai en ondoeltreffend wanneer ze naar buiten wordt gekeerd, maar zodra ze naar binnen wordt gekeerd, wordt ze rustgevende balsem voor veel dingen in de mens. Deze dingen zijn feiten, en ze helpen ons nog meer betekenis te zien in de zegen van vergeten. Vergeten is niet slechts een gebrek in de mens, maar een van de meest heilzame dingen in het menselijk leven. Als de mens alleen zijn geheugen zou ontwikkelen, en als alles wat indruk op hem maakt in zijn geheugen zou blijven, zou zijn etherisch lichaam meer te dragen hebben en zou de inhoud ervan steeds omvangrijker worden, maar tegelijkertijd zou het meer en meer opdrogen. Het is dankzij het vergeten dat de mens in staat is zich te ontwikkelen. Bovendien gaat geen enkel mentaal beeld volledig verloren voor de mens. Dit is het beste te zien in dat machtige herinneringsbeeld dat we direct na de dood hebben.
Daar blijkt dat geen enkele indruk helemaal verloren gaat.

Nu we het even hebben gehad over de zegen van het vergeten, zowel in de neutrale als in de morele sfeer van het dagelijks leven, laten we nu eens kijken hoe vergeten werkt in de grote tijdspanne van het leven tussen dood en wedergeboorte.

Wat is Kamaloca eigenlijk, die overgangsperiode die mensen doormaken voordat ze Devachan binnengaan, de eigenlijke spirituele wereld?

Kamaloca bestaat omdat de mens onmiddellijk na de dood de neigingen, verlangens en genoegens die hij in het leven had, niet kan vergeten.
Bij de dood laat de mens allereerst zijn fysieke lichaam achter zich.
Dan staat het machtige geheugentableau dat ik vaak heb beschreven voor zijn ziel.
Na twee, drie of hooguit vier dagen is dit helemaal afgelopen.
Dan blijft er een soort extract van het etherische lichaam over. Terwijl het grootste deel van het etherische lichaam zich terugtrekt en oplost in de algemene ether, blijft een soort essentie of raamwerk van het etherische lichaam achter, maar in geconcentreerde vorm. Het astrale lichaam is de drager van alle instincten, verlangens, hartstochten, gevoelens, sensaties en genoegens.
Nu zou het astrale lichaam zich niet bewust kunnen zijn van de kwellende ontberingen in Kamaloca, ware het niet dat het nog steeds verbonden is met de rest van het etherische lichaam, wat het de voortdurende mogelijkheid geeft zich te herinneren van wat het genoot en wenste in het leven.
En het doorbreken van gewoontes is eigenlijk niets anders dan een geleidelijk vergeten van alles wat de mens aan de fysieke wereld bindt. Dus als de mens Devachan wil binnengaan, moet hij eerst leren alles te vergeten wat hem aan de fysieke wereld bindt. Zo zien we dat de mens hier ook gekweld wordt, omdat hij nog herinneringen heeft aan de fysieke wereld.

Net zoals zorgen de mens kunnen kwellen wanneer ze weigeren zijn geheugen te verlaten, zo kunnen de neigingen en instincten die na de dood overblijven hem ook kwellen, en deze kwellende herinnering aan de verbindingen met het leven komt tot uiting in alles wat de mens tijdens zijn Kamaloca-periode ervaart.

Pas als hij erin is geslaagd al zijn wensen en verlangens naar dingen van de fysieke wereld te vergeten, verschijnen de prestaties en vruchten van zijn vorige leven, gereed voor het werk van Devachan.

Daar worden ze beeldhouwers en opzichters die werken aan de vorm van het komende leven. Want de mens brengt zijn tijd grotendeels in Devachan door met het werken aan de nieuwe vorm die hij zal hebben wanneer hij het aardse leven weer binnengaat.

Dit werk om zijn toekomstige wezen voor te bereiden, geeft het gevoel van gelukzaligheid dat hij in heel het Devachan heeft.

Wanneer de mens door Kamaloca is gegaan, begint hij de basis voor zijn toekomstige vorm. Het leven in Devachan wordt altijd besteed aan het gebruik van dat extract dat hij heeft meegebracht om het prototype van zijn volgende vorm te construeren. Hij vormt dit prototype door er de vruchten van het vorige leven in te verwerken. Hij kan dit echter alleen doen door de dingen te vergeten die Kamaloca zo moeilijk voor hem maakten.

We hebben gezien dat het lijden en de ontbering in Kamaloca wordt veroorzaakt door het onvermogen van de mens om bepaalde verbindingen met de fysieke wereld te vergeten, en dan zweeft de fysieke wereld voor hem als een herinnering. Wanneer hij echter door de wateren van ‘Lethe’, de Rivier van Vergetelheid, is gegaan en heeft geleerd te vergeten, kunnen de prestaties en ervaringen van zijn vorige incarnatie worden gebruikt om beetje bij beetje het prototype van het komende leven op te bouwen.

Nu begint de vreugdevolle gelukzaligheid van Devachan de plaats van lijden in te nemen. Wanneer zorgen ons in het gewone leven kwellen en bepaalde beelden in ons geheugen blijven steken, brengen we iets hards en levenloos in ons etherische lichaam dat onze gezondheid ondermijnt. Evenzo hebben we na de dood iets in ons wezen dat bijdraagt aan ons lijden en ontberingen, totdat we, door te vergeten, onszelf hebben ontdaan van alle verbindingen met de fysieke wereld.

Net zoals deze vergeten herinneringen een bron van gezondheid in de mens kunnen worden, zo kunnen alle ervaringen van het vorige leven een bron van gelukzaligheid worden in Devachan wanneer de mens door de Rivier van Vergetelheid is gegaan en alles vergeten is wat hem aan het leven bindt in de wereld van de zintuigen.

We zien dus dat deze wetten van vergeten en herinneren ook absoluut gelden voor het leven in de ruimste zin van het woord.

Nu vragen jullie je misschien af: hoe kan een mens na de dood nog herinneringen hebben aan wat er in zijn vorige leven is gebeurd, als hij dit leven moet vergeten?

Iemand zou kunnen zeggen: Kun je het überhaupt hebben over vergeten, aangezien de mens het etherische lichaam waarmee herinneren en vergeten verbonden zijn, heeft afgelegd?

Na de dood nemen herinneren en vergeten natuurlijk een iets andere vorm aan. Ze veranderen op zo’n manier dat een lezing van de Akashakroniek de plaats inneemt van gewone herinnering. De gebeurtenissen in de wereld zijn natuurlijk niet verdwenen, ze verschijnen alleen objectief. Wanneer de herinnering aan verbindingen met het fysieke leven in Kamaloca verdwijnt, verschijnen deze gebeurtenissen in een heel andere vorm en verschijnen ze voor de mens in de Akashakroniek. Dan heeft hij de verbinding met het leven die uit de gewone herinnering voortkomt niet nodig. Elke vraag van dit soort die zou kunnen worden gesteld, zal een antwoord vinden.

Maar we moeten onszelf de tijd gunnen om dit geleidelijk te doen, want het is onmogelijk om alle antwoorden meteen binnen handbereik te hebben.

Nu zullen we veel dingen in het dagelijks leven begrijpen, als we iets weten over de zojuist besproken dingen. Veel van wat tot het menselijk etherisch lichaam behoort, blijkt uit de manier waarop de temperamenten op de mens reageren. We hebben gezegd dat deze blijvende eigenschap die we temperament noemen ook zijn oorsprong heeft in het etherische lichaam. Laten we ons een persoon voorstellen met een melancholisch temperament en die nooit wegkomt van bepaalde mentale beelden waar hij altijd aan denkt.

Dit is iets heel anders dan een optimistisch of flegmatisch temperament, waarbij de beelden gewoon verdwijnen.

Een melancholisch temperament is nadelig voor de gezondheid van een mens, in de zin die we hebben overwogen, terwijl een optimistisch temperament in zekere zin buitengewoon gunstig kan zijn.
Natuurlijk moeten deze dingen niet zo worden opgevat dat jullie tot de conclusie komen dat de mens moet proberen alles te vergeten.

Maar jullie kunnen zien dat de gezonde en heilzame kant van een optimistisch of flegmatisch temperament en de ongezonde kant van een melancholisch temperament kunnen worden verklaard door deze dingen die we zojuist hebben geleerd. Het is natuurlijk om te vragen of een flegmatisch temperament ook op de juiste manier werkt. Een flegmaticus die alleen triviale gedachten in zich opneemt, zal ze gemakkelijk vergeten.
Dat is goed voor zijn gezondheid.

Maar als hij aan de andere kant geen andere gedachten dan deze in zich opneemt, is dat helemaal niet goed voor hem. Dit wordt nogal ingewikkeld.
De vraag of vergeten slechts een gebrek in de menselijke natuur is of iets nuttigs, wordt beantwoord door de geesteswetenschap. En we zien ook dat uit de kennis van zulke dingen sterke morele impulsen kunnen voortvloeien.

Als een mens gelooft dat het voor zijn bestwil is – en dit moet heel objectief worden opgevat – om beledigingen en verwondingen die hem zijn aangedaan te kunnen vergeten, dan zal er een heel andere impuls in hem werken.
Maar zolang hij gelooft dat het geen enkel verschil maakt, zal geen enkele hoeveelheid prediking helpen. Wanneer hij echter weet dat hij ter wille van zijn welzijn moet vergeten, zal hij deze impuls op een heel andere manier op hem laten inwerken. Je hoeft het niet meteen egoïstisch te noemen; het zou beter zijn om het als volgt uit te drukken: als ik ziek en zwak ben, en als ik mijn gezondheid geestelijk, psychisch en fysiek verpest, ben ik van geen enkel nut voor de wereld.

We kunnen de kwestie van welzijn ook vanuit een heel ander gezichtspunt bekijken. Als iemand een door en door egoïst is, zal hij niet veel baat hebben bij dergelijke overwegingen. Maar wie het welzijn van de mensheid voor ogen heeft en daarom voornemens is ervoor te werken – en ook indirect zijn eigen goed ter harte heeft – als hij in staat is om hierover na te denken, zal hij ook morele vruchten putten uit dergelijke overwegingen.

En we zullen zien dat als spirituele wetenschap in het menselijk leven inwerkt door de mens de waarheid over specifieke spirituele omstandigheden te tonen, het de mens de grootste ethisch-morele impulsen zal geven, zoals geen andere kennis en geen enkel uiterlijk moreel gebod kan doen.

Kennis van de feiten van de geestelijke wereld, zoals bijgebracht door de geestelijke wetenschap, is daarom een krachtige impuls die ook op moreel gebied de grootste vooruitgang in het menselijk leven kan bewerkstelligen.

 

GA 107 Rudolf Steiner
Het wezen van de ziektevormen
Berlijn, 8e voordracht 10 november 1908

Er gaat iets schetsmatig verteld worden over het wezen van de ziektevormen.
En a.s. maandag over de oorsprong, de historische betekeneis en de zin van de ’10 geboden’. Dat is de volgende lezing.

Het kan lijken als dat het heel niets met elkaar te maken heeft of samenhoort; maar jullie zullen op het laatst zien, hoe dit alles een innerlijke samenhang heeft en hoe het eigenlijk niet als iets zal gelden, wat ergens een afgesloten lezing uitbeeldt, wat voor een breder publiek toch zeer goed het geval zou kunnen zijn.

Over het wezen van het ziekzijn, de ziektes zullen wij vandaag vanuit het standpunt van de spirituele wetenschap enigermate bespreken.

Om het ziekzijn of ten minste om deze of gene vorm van het ziekzijn bekommerd de mens zich in de regel dan pas, wanneer hij door deze of gene ziekte is overvallen en dan interesseert hem eigenlijk niets anders als hoofdzakelijk de heling, d.w.z. het feit interesseert de mens dat hij genezen wordt.

Dat, hoe hij genezen wordt, is hem bijgeval hoogst om het even en het is hem ook hoogst aangenaam, wanneer hij zich om dit ‘hoe’ niet verder hoeft te bekommeren.

Daartoe zijn toch de dokters e.d., zo denken de meeste van onze tijdgenoten.

Op dit gebied heerst er veel ergerlijk autoriteitsgeloof binnenin onze tijdstroming, zoals het eigenlijk op religieus gebied ooit geheerst heeft.

Het medische papendom, om het even hoe het zich daar of hier gestalte geeft, is zulk een, welke zich tot heden al op intensieve wijze geldig maakt en dat zich in de toekomst nog veel meer zal doen gelden.

Maar niet tot het geringste deel hebben de leken schuld daaraan, dat het zo kan zijn of zo kan worden.

Want men denkt niet na, bekommert zich niet om deze dingen, wanneer het iemand niet tot aan de nek komt, wanneer niet juist een acuut geval daar is, waar men zelf behoefte heeft aan een heling.

En zo ziet dan ook een groot deel van de bevolking met een grote gelijkmoedigheid toe, wanneer het medische papendom immer grotere omvang aanneemt en in de verschillendste vormen zich innestelt.

Met als voorbeeld, wanneer het nu meepraat en op een ongehoorde wijze in de opvoeding van de kinderen ingrijpt, in het schoolleven en daarbij een zekere therapie voor zich te hulp roept.

Men bekommert zich er niet om welke diepere dingen eigenlijk daarachter steken.

Men ziet toe, wanneer deze of gene regelingen in de openbaarheid gemaakt worden, vanuit die of gene vorm van de wetgeving.

Men wil in deze dingen geen werkelijke kijk hebben/winnen.

Daarentegen zullen er zich weliswaar immer weer mensen bevinden die wanneer het hun tot de nek komt en zij er niet uit kunnen komen met de gebruikelijke materialistische medicijnen, om welke basis zij zich bekommeren en alleen maar kijken of ze genezen worden of niet, dan ook naar zulke mensen gaan komen, welke het occultisme als bodem hebben en deze bekommeren zich ook dan er alleen maar om of ze genezen worden of niet.

Daarom echter bekommeren zij zich niet of het hele openbare leven m.b.t. de methoden en het weten van de dingen een diepere, uit het Geestelijke komende methode alle grond en bodem ondermijnt.

Wie bekommert zich daarom, wanneer hij een methode, welke op een occulte bodem gegroeid is, de openlijkheid van alle heling op dit gebied onderbreekt, of wanneer de heler ingerekend wordt.

Al deze dingen worden net niet grondig genoeg geprobeerd; men probeert deze alleen, wanneer het geval er is.

Maar het is juist de opgave van een werkelijke geestelijke beweging, het bewustzijn daarvoor wakker te maken, dat het niet enkel handelen kan om het egoïstische zoeken naar heling, maar om de erkenning van de diepere grond van deze dingen en om de verbreiding van zulk een erkenning.

In onze eeuw van het materialisme is het ja voor die, welke de dingen kan doorzien, alleen te zeer natuurlijk, dat juist de leer van de ziektes de geweldigste invloed van de materialistische denkwijze ervaart.
Maar men kan evenzo fout gaan, wanneer men deze of gene leus najaagt, welke aan iedere methode iets bijzonders toeschrijft, men zal evenzo fout gaan met een enkele kritiek aan datgene wat weliswaar uit natuurwetenschappelijke fundamenten voortkomt en nuttig in vele betrekkingen, doch met materialistische theorieën opgetooid is, dan wanneer men aan de andere kant aller weer sub sommeren wil onder psychische heling en dergelijke en op deze weg in allerlei mogelijke eenzijdigheden vervalt. Voor alles moet het de tegenwoordige mensheid steeds helderder worden, dat de mens een gecompliceerd wezen is en dat alles, wat met de mensen samenhangt, met deze gecompliceerdheid van zijn wezen te maken heeft.

Wanneer een wetenschap het aanzicht is dat de mens enkel uit een fysiek lichaam bestaat dan kan zij onmogelijk op welke heilzame wijze dan ook ingrijpen, wat met de gezonde of zieke mens te doen heeft.
Want gezondheid en ziekte staan in een verhouding tot de gehele mens en niet enkel het lichaam zelf, het fysieke lichaam.

Nu mag men de zaak wederom niet oppervlakkig nemen. Jullie kunnen heden genoegzaam artsen vinden welke regelrecht erkende medici zijn en die volstrekt niet zullen toegeven, dat zij m.b.t. hun geloofspunt op materialistische bodem staan en welke het van zich afwijzen, wanneer er hun het verwijt wordt gemaakt, dat zij van een materialistische gezindheid zijn doorzield.

Daarop komt het echter niet aan. Het komt toch eigenlijk in het leven niet aan op dat, wat één zegt en waarvan één overtuigd is. Dat is zijn heel persoonlijke zaak. In het werken komt het daarop aan, dat men die feiten, die niet alleen in de zintuigenwereld zijn, maar die de Spirituele wereld doorweven en doorgolven, kan aanwenden en het voor het leven vruchtbaar maken, begrijpt.

Wanneer een arts alzo nog zo een vrome mens is en nog zoveel ideeën heeft over deze of gene Spirituele wereld, wanneer hij echter in betrekking op dat wat hij verricht, naar de regels voortgaat, welke geheel en al uit onze materialistische wereldgezindheid is voortgekomen, wanneer hij dus zo koers vaart, alsof er enkel een lichaam is, dan mag hij zijn theorie nog zo geestelijk gezond zijn, hij is een materialist.

Want het komt er niet op aan, wat één zegt of gelooft, zonder dat hij de kracht, welke achter onze zintuigenwereld staat, in levendige beweging te verplaatsen, begrijpt.

Net zo weinig voldoet het, wanneer door de antroposofie de leer zich verspreid, dat de mens uit een 4-ledig wezen bestaat en alles in de wereld alleen naverteld zou worden, dat de mens bestaat uit fysiek lichaam, een astraallichaam, een etherisch lichaam en Ik organisatie, ook wanneer men deze zaken op een manier kan beschrijven en definiëren.

Ook dat is niet het wezenlijke, maar dat het op elkaar inspelen van deze leden van de menselijke wezenheid steeds meer en meer begrepen wordt dat aan de gezonde en zieke mensen deelnemen een fysiek lichaam, een astraallichaam, een etherisch lichaam en Ik organisatie en dat er onderlinge samenhang bestaat.

Wie zich b.v. nooit met dat zal bezighouden met dat wat de Spirituele wereld te geven biedt over de natuur en de vier leden van de menselijke wezenheid, over het Ik, die kan nooit en ook wanneer hij nog zoveel anatomie en fysiologie zal studeren, ergens iets inzien en beseffen over de natuur van het bloed.
Dat is geheel onmogelijk.

Derhalve kan hij nooit en te nimmer iets van belang en vruchtbaars zeggen over ziektes, die met de natuur van het bloed samenhangen.
Het bloed is de uitdrukking voor de Ik-natuur van de mens.

En wanneer door de tijd het Goetheswoord in de Faust gaat: bloed is een bijzonder sap, daar is inderdaad oprecht veel mee gezegd.

Onze huidige wetenschap heeft daar geen idee van, dat men zich op een heel andere manier ook tot het fysische bloed als onderzoeker moet verhouden als tot welk één lid van het menselijke fysieke lichaam dat de uitdrukking is van iets heel anders.

Wanneer de klieren, de uitdrukking, het fysische tegenspel van het etherische lichaam zijn, dan hebben we fysisch iets heel anders te zien in datgene wat de één of andere klier, hetzij milt of lever samenbrengt, als dat wat wij in het bloed te zien hebben, wat de uitdrukking is van een veel hoger lid van de menselijke wezenheid, namelijk het Ik.

En daarom moeten de onderzoeksmethoden afhangen, welke ons tonen, hoe men met deze zaken om moet gaan.

Nu wil ik iets uitleggen wat alleen voor ‘voorbedachte’ antroposofen begrijpelijk kan zijn, het is echter belangrijk dit uit te spreken.

Het komt de huidige materialistische gezinde geleerden heel natuurlijk voor, wanneer hij een steek in het lichaam maakt en bloed uitvloeit, welke men kan onderzoeken met allerlei middelen die er zijn.

En nu beschrijft men: dat is bloed – zoiets als, hoe men de één of andere stof, een zuur of zoiets, beschrijft naar de chemische onderzoeksmethoden, naar welke men dan daarbij te werk gaat.

M.a.w. als het bloed uit het fysieke lichaam is, dan is het wat anders!
Dan maakt het zo’n gedaanteverandering – het is onmaatgevend voor datgene voor wat de eminentie in het levendige organisme is.

Het bloed wat in de aderen stroomt onderhoudt het levend zijnde lichaam! Dus wat eruit wordt gehaald is heel iets anders.

Het bloed is de uitdrukking van het Ik.

Het Ik is een heel hoge wezendheid van het menselijke lichaam.

Bloed is al fysisch iets wat in geheel niet in zijn fysische totaliteit kan worden onderzocht, omdat het zodra het het lichaam uit is, geheel het bloed niet meer is, wat in het lichaam stroomt.

Het is het uiterlijke afschijnsel van het bloed op het fysische gebied.

Dit is altijd al zo aangegeven, doch de mensen die dit aangaven werden als fantasten e.d. benoemd of filosofen.

Alles hangt samen bij de gezonde of zieke mens met de 4-ledigheid van de mens, met de gecompliceerdheid van de mens.

En zo komt men enkel alleen tot een besef van mensen, welke aan de Spirituele wereld ontnomen is, tot een beschouwing over gezonde of zieke mensen.

Er zijn geheel bestemde naturen van de mens welke alleen begrepen kunnen worden wanneer wij ons bewust zijn dat zij samenhangen met de natuur/aard van het Ik en wederom op bestemde wijze – echter binnen zekere grenzen – zich tonen in de uitdrukking van het Ik in het bloed.

Dan zijn er zekere ‘nadelen ’in het organisme in het menselijke organisme, welke terug te voeren zijn op een ziek worden van het astraallichaam en welke daardoor de uiterlijke uitdrukking van het astraallichaam, het zenuwstelsel afficheren (soort vastplakken).

Nu moeten jullie echter doordat dit 2e geval genoemd wordt, zich de vrijheid, waarmee hier moet worden gedacht, een weinig bewust worden.
Wanneer het astraallichaam van de mens in zich zulk een onregelmatigheid heeft, dat zij zich in het zenuwsysteem, in het uiterlijke beeld (afbeeld als een soort aanplakbiljet) van het astraallichaam uitdrukt, dan treedt in de allereerste plaats fysisch tevoorschijn, een zekere onbekwaamheid van het zenuwstelsel om zijn arbeid te volbrengen.

Wanneer nu het zenuwstelsel in een bestemde richting zijn werk niet kan doen, dan kan als gevolg van deze onbekwaamheid alle mogelijke ziektesymptomen optreden: maag, hoofd, hart kunnen daarbij ziek worden. Het behoeft echter volstrekt niet een ziekte te zijn, die iets in de maag van haar symptomen toont, het kan terug te voeren zijn tot haar oorsprong op het astraallichaam, doch zij kan van heel ergens anders komen.

Diegene ziektevormen die samenhangen met het Ik zelf en daardoor met zijn uiterlijke afdruk, het bloed, uiten zich in de regel, want in de wereld zijn de dingen niet zo afgerond, ondanks dat men scherpe contouren kan trekken, wanneer men de dingen wil overwegen als diegene ziekten, die als chronische ziekten optreden. Wat anders allereerst waargenomen kan worden als deze of gene gebrek, is in de regel een symptoom.

Er kan deze of gene symptoom optreden, als grondslag kan het echter een letsel van het bloed zijn en deze heeft zijn oorsprong in een onregelmatigheid van die delen van de menselijke wezenheid, welke wij de Ik-drager noemen.

Nu kan ik jullie urenlang vertellen over de ziektevormen, die zich chronisch uiten.

En die wanneer wij fysisch spreken, in het bloed, wanneer wij geestelijke spreken, in het Ik hun oorsprong hebben.

Dat zijn vnl. de ziekten, die zo in de juiste zin overerfbaar zijn, overgaan van de ene generatie op de andere. En deze ziekten zijn het, die enkel ‘durchschaut’ kunnen worden door diegene, die in het algemeen de menselijke natuur geestelijk overweegt.

Dan komt dit of dat, welk chronisch ziek is, dat betekent in de grond van de zaak genomen, nimmer echt gezond is!

Er treedt weldra dit, weldra dat op, hij voelt weldra dit of dat onwelzijn.
Daar gaat het daar nu om, dat men dieper op de grond van de zaak inziet en daar voor alles daarop te letten, begrijpt: hoe is het met de eigenlijke aard/karakter van het Ik gesteld?

Wat is dat dan eigenlijk voor een mens?

Wie op dit gebied werkelijk het leven passend iets weet, deze kan zeggen, dat heel bestemde vormen van de chronische ziekten samenhangen met deze of gene zuiver zielachtige grondkarakter van het Ik. Nooit zullen zekere chronische ziekte optreden bij een mens, welke tot ernst en waardigheid bestemd is, daarentegen wel bij een mens, die het fluiten en zingen opgelegd is.

Dat kan hier alleen aangeduid worden, om eenmaal de weg in deze voorbereide voordrachten te tonen.

Maar zie, er komt veel op aan, wanneer ergens iemand verschijnt/optreedt, die daar zegt, ik heb al sinds jaren dit of dat, dat men zich daar tenslotte helder moet worden: wat is dat eigenlijk voor een mens? Men moet weten, welke grondkarakterkleuren zijn Ik heeft, anders zal men immer met de uiterlijke medicijnen ongetwijfeld er naast grijpen moeten, wanneer niet een eigenaardig toeval daartoe voert.

Het wezenlijke zal het nu zijn, dat diegene deze ziekten die ook tegelijk in de meest eminente zin, diegene zijn, die in de eigenlijke zin te overerven zijn m.b.t. de heling, op de hele omgeving van de mens moeten worden teruggekeken, in zoverre dat het op zijn Ik een directe of indirecte invloed kan uitoefenen.

Wanneer men de mens werkelijk op deze wijze heeft leren kennen, inzien, doorzien, zal men menigmaal oordelen moeten, dat men deze mens misschien in deze of gene natuuromgeving moet brengen, bijvoorbeeld in een bepaald seizoen van een jaar of een andere omgeving, als dit mogelijk kan zijn. Of te adviseren van beroep te wisselen om een andere zijde van het leven op te zoeken.

Het belangrijkste is om te proberen de omgeving, de situatie te vinden die precies het juiste effect heeft op het karakter van het ego, wat uit te staan heeft met het Ik. In het bijzonder moet diegene, die wil genezen, een brede levenservaring hebben, om zich te leren verplaatsen in de natuur van de mensen, zodat deze mens kan zeggen: ik moest voor heling van beroep wisselen. Bijvoorbeeld.

Het gaat er hier om dat datgene wat in betrekking staat tot de mensennatuur nodig is, naar voren wordt geschoven.

Misschien is het juist de kwestie dat soms elke genezing mislukt omdat dit helemaal niet kan; maar in veel gevallen kan het worden gedaan als het maar bekend is. Het volgende voorbeeld is dat sommige mensen gewoon beter in berggebieden kunnen leven dan op vlakker land. Dit soort situaties kunnen verband hebben met dergelijke ziekten, die zich uiterlijk uiten als chronische ziekten en die fysiek verbonden zijn met de aard van het bloed en geestelijk met de aard van het Ik en aanverwant ego.

Dan komen we voornamelijk bij die ziekten die oorspronkelijk – geestelijk – hun zetel hebben in onregelmatigheden van het astrale lichaam en die zich uiten in bepaalde onvermogens van het zenuwstelsel in de een of andere richting.

Nu houdt een groot deel van de veelvoorkomende acute ziekten verband met hetgeen nu is besproken, zelfs de meeste acute ziekten zijn ermee verwant. Want het is bijgeloof als men vaak denkt dat als iemand een maag- of hartprobleem heeft, of zelfs als een mens hier of daar een of andere duidelijk waarneembare afwijking heeft, de mens goed zal genezen als men dit symptoom direct aanpakt.

Wezenlijk kan het zijn dat dit ziektesymptoom aanwezig is omdat het zenuwstelsel niet kan functioneren. Het hart kan dus ziek worden, simpelweg omdat het zenuwstelsel niet meer in staat is te functioneren in de richting waarin het geacht wordt het hart in zijn beweging te ondersteunen.
Dan is het heel niet nodig, het hart of het andere geval de maag te onjuist te behandelen, waaraan in principe niets direct zou ontbreken, maar waar alleen de zenuwen die het zouden moeten leveren hun werk niet kunnen doen.

Als bij zo’n maagaandoening de maag wordt behandeld met zoutzuur, maakt men dezelfde fout als bij een locomotief die altijd te laat komt en waarbij men bij zichzelf denkt dat de locomotief iets mist en erop hamert – maar het komt toch nog steeds niet op tijd.

Als men de zaak zou onderzoeken, zou men ontdekken dat de machinist elke keer dat hij rijdt dronken wordt; men zou de juiste snaar raken, door te beginnen bij de machinist, dan arriveert de locomotief op het juiste moment. Het is dus goed mogelijk dat men bij maagaandoeningen, in plaats van bij de maag te beginnen, moet ingrijpen op de zenuwen die de maag verzorgen.

Men zou misschien ook in materialistische geneeskunde veel van dit soort opmerkingen kunnen aantreffen.

Maar daar komt het niet op aan als iemand zegt, wanneer de maag een ziektesymptoom vertoont, dat men eerst naar de zenuw moet gaan. Want daarmee is weer niets gedaan. Er wordt pas iets gedaan wanneer men weet dat de zenuw de uitdrukking is van het astraallichaam, dat men terug kan gaan naar de structuur van het astraallichaam en de oorzaken kunt zoeken in de onregelmatigheden van het astraallichaam. Nu rijst de vraag: wat is het punt?

Allereerst zullen dergelijke ziekten gaan over dat in het genezingsproces rekening wordt gehouden met wat men voeding noemt, dat de juiste combinatie van eten en wat de persoon lekker vindt gevonden wordt.
Het hangt allemaal af van de manier van leven, niet in relatie tot de buitenkant, maar in relatie tot wat door de mens moet worden verteerd en verwerkt, en niemand kan hier ooit iets van weten op basis van een puur materialistische wetenschap. Het moet duidelijk zijn dat alles om ons heen in de wijde wereld als macrokosmos een verbinding heeft met ons gecompliceerde interieur, met de microkosmos, zodat elk voedsel, dat gevonden kan worden, in een heel bepaalde samenhang staat met dat, wat in ons organisme als mens is.

Wij hebben toereikend leren kennen, hoe de mens deze lange evolutie heeft doorgemaakt, hoe de hele uiterlijke natuur werd gevormd als uitvergroting van de mensen. In de verschillende overwegingen zijn we herhaaldelijk teruggegaan naar de oude Saturnus-periode. We ontdekten dat er op het oude Saturnus niets anders was dan alleen maar de mens, en dat de mens, de menselijke evolutie, de andere natuurrijken, het plantenrijk, het dierenrijk enzovoort daaruit heeft laten gaan, zich hebben laten vormen.

Op deze wijze heeft de mens zijn verder ontwikkeling gevormd, als mens, tot wat het nu is en dat gaat nog verder.

Heeft te doen met een uitscheidingsproces.

Als vervolg wordt genoemd; bij het uitscheidingsproces van dat van de mineralen ontstonden er specifieke inwendige organen.

Het hart zou niet tot ontstaan zijn gekomen, wanneer niet in het uitwendige bepaalde planten, mineralen en minerale mogelijkheden zich in de loop van de tijden gevormd zouden hebben.

Nu staat dat wat zo uiterlijk ontstaan is, in een zekere betrekking tot wat zich innerlijk/inwendig heeft gevormd.

En enkel diegenen, die weet, hoe dat van het uiterlijke tot het innerlijke in verhouding staat, kan in individuele gevallen spreken over, zoals dat van het uiterlijke, het macrokosmische, voor het microkosmische kan worden gebruikt, anders zal de mens het op een bepaalde manier beleven dat hij/zij iets in zichzelf propt wat helemaal niet bij hem/haar past. Wij hebben dus in de Spirituele wetenschap de feitelijke, eigenlijke redenen te zoeken om onze mening te leiden. Het is altijd een oppervlakkig oordeel wanneer, in het geval van ziekte, het dieet van een persoon moet worden bepaald volgens puur extern gevonden wetten die zijn ontleend aan statistiek of chemie.
Dat zijn totaal andere grondslagen.

Zo zien we hoe spirituele kennis moet stromen en gloeien door heen, eromheen, wat te maken heeft met gezonde en zieke mensen.

Dan zijn er bepaalde vormen van ziekte, sommige krijgen een meer chronisch, soms meer acuut karakter, maar ze hangen samen met het menselijk etherische lichaam en vinden daarom uitdrukking in de menselijke klierorganen. In de regel hebben deze ziekten niets te maken met wat erfelijkheid, generatie-overerving wordt genoemd, daarentegen hebben ze veel uit te staan met wat er als context in een volkssamenhang aanwezig is qua rassen en stammen.

Zodat we met de ziekten die in het etherisch lichaam zijn ontstaan ​​en eruit komen als klierziekten, moet altijd de vraag worden overwogen:

Heeft een Rus deze ziekte? Of een Italiaan, een Noor of een Fransman? Etc. Omdat dit soort ziekten verbonden zijn met het volkskarakter en zich daardoor op heel verschillende manieren uiten.

Bijvoorbeeld op het medische vlak wordt een grote fout gemaakt:

In heel West-Europa wordt een totaal verkeerd beeld naar voren gebracht over tuberculose. Hoewel het voor de West-Europese bevolking juist wordt beoordeeld, is het voor de Oost-Europese bevolking totaal verkeerd, omdat het daar een heel andere oorsprong heeft; omdat deze dingen vandaag de dag nog steeds op de meest uiteenlopende manieren variëren.

Nu kan er worden begrepen dat er bij een mix van mensen een bepaald perspectief om de hoek komt kijken.

Er is begrip en weten benodigd in relatie tot de innerlijke natuur van de mens voor het vormen van een mening. Deze ziekten worden tegenwoordig gewoon uitwendig behandeld, en bloc bij acute ziekten, terwijl er heel andere gebieden bij betrokken zijn.

Bovenal moet één ding bekend zijn: dat de organen van de mens, die onder invloed zijn van het etherische lichaam en ziek kunnen worden door onregelmatigheden in het etherische lichaam, in zeer specifieke relaties staan met elkaar. Er is bijvoorbeeld een heel specifieke relatie tussen het hart en de hersenen van een persoon, en dit kan op een bepaalde manier worden uitgedrukt, maar ook meer figuurlijk, zodat men kan zeggen: deze onderlinge relatie van hart en hersenen komt overeen met de relatie van zon en maan – maar hier het hart tot de zon en de hersenen tot de maan. Dan komen we op het punt dat we duidelijk moeten zijn, als zich bijvoorbeeld een ziekte in het hart voordoet, voor zover die in het etherische lichaam geworteld is, moet dat een terugwerkende kracht hebben op de hersenen, net alsof er iets op de zon gebeurt, bijvoorbeeld een verduistering, die terugwerken moet op de maan. Dat is geheel niet anders, want de zaken hebben direct met elkaar te maken. Deze dingen worden in de occulte geneeskunde ook wel gekenmerkt, dat men op de constellatie van de verschillende organen van de mensen, de hemellichamen toepast: hart-zon, hersenen-maan, milt-saturnus, lever-jupiter, gal-mars, nieren-venus, longen-mercurius. Wanneer men de onderlinge relaties van de hemellichamen bestudeert, verkrijgt men een beeld van de onderlinge relaties van de menselijke organen voor zover ze in het etherische lichaam liggen. Het is onmogelijk dat de gal ziek wordt – wat dus spiritueel in het etherische lichaam te zoeken is-, zonder dat deze ziekte op de zojuist genoemde organen, op welke wijze dan ook inwerkt en weliswaar, de gal wordt gekenmerkt met mars, werkt het zo, zoals de werking van mars in ons planetensysteem is. Zo hoort men de samenhang van de organen te kennen, wanneer het over ziekte van het etherische lichaam gaat, en toch zijn dit in de eerste plaats de ziekten – en daaruit zal men inzien dat elke eenzijdigheid op occult gebied moet worden vermeden – waarvoor specifieke remedies zijn toe te passen. Dat is waar de remedies in werking treden, die buiten gevonden kunnen worden in planten en mineralen. Want wat tot de planten en mineralen behoort, heeft een diepe betekenis voor wat tot het menselijk etherische lichaam behoort. Dus als we weten dat een ziekte zijn oorsprong vindt in het etherische lichaam en daarom op een bepaalde manier tot uiting komt in het klierstelsel, moeten we de remedie vinden die op een correcte manier kan herstellen, die het complex van interactie kan herstellen. Bij voorkeur met deze ziekten, met waar men eerst rekening mee moet houden, wat natuurlijk het belangrijkste is, dat ze hun oorsprong vinden in het etherisch lichaam, dan, dat dit met het volkskarakter samenhangt, bij ieder werken organen regelmatig samen, in dit geval is het zo dat er specifieke geneesmiddelen als toepassing gebruikt kunnen worden.

Nu hebben jullie je wellicht de voorstelling gevormd: ja, wanneer er iemand naar een andere plek gestuurd zou moeten worden, dan kan deze mens in de meeste gevallen niet worden geholpen doordat de mens aan een bepaald beroep is gebonden. (Inkomsten)

In dit geval is de methode, psychisch die op de ziel werkt, in alle gevallen effectief. Wat de psychische methode wordt genoemd, is het meest effectief wanneer de ziekte wordt gevonden in het werkelijke Ik van de mens.
Dus wanneer zo’n chronische ziekte zich voordoet, die op de een of andere manier in het bloed geworteld is, dan treden de psychische remedies als het bevoegde toe.

En wanneer dit op de juiste manier wordt uitgevoerd, dan kunnen ze door dat wat zo werkt op het Ik, een volwaardig substituut vormen voor wat van buitenaf kan instromen op de mens.

Dan zullen jullie een verfijnde, intieme samenhang overal kunnen inzien, wanneer wordt geobserveerd wat de ziel van een mens kan beleven, terwijl ze anders aan het een of ander als geketend is en enkel maar voor korte momenten kan genieten van buitenlucht.

Dus de vreugde die de ziel met gevoelens verheft, is wat we een psychische methode in de breedste zin van het woord kunnen noemen.
Nu kan de genezer als de genezer zijn methode correct toepast, dit vervangen door persoonlijke invloed, en de psychische methoden hebben de sterkste bevoegdheid bij deze vorm van ziekten, en om die reden kan er niet aan worden voorbij gegaan, omdat veel ziekten, zo niet de meesten berusten, op een onregelmatigheid in wat wordt genoemd het Ik deel van de mens.

Dan komen we tot de ziekten die door onregelmatigheden in het astraallichaam ontstaan. In dit geval verliezen de zuiver psychische methoden natuurlijk hun grote waarde, hoewel ze kunnen worden gebruikt; daarom zijn deze methoden ook sporadischer bij deze ziekten. Dat is waar de dieetkuur te pas komt. Alleen bij de ziekten die hier de derde soort zijn genoemd, zijn eigenlijk gerechtvaardigd om de externe medische remedies te gebruiken om het genezingsproces te ondersteunen. Dus wanneer men naar de mens in al zijn complexiteit kijkt, is de geneeswijze ook alzijdig en kun men niet vervallen in eenzijdigheid. Wat nog ontbreekt, is wat de werkelijke ziekten zijn, die hun oorsprong vinden in het fysieke lichaam zelf, die betrekking hebben op het fysieke lichaam, en dit zijn de feitelijke infectieziekten. Dit is een belangrijk hoofdstuk, en daar wordt dieper op in gegaan in de volgende lezing, het betreft de negende voordracht, -het wezen en de betekenis van de Tien Geboden. Daarmee zal men inzien dat het toch samenhangt.

Heden kan ik er alleen maar op wijzen dat deze vierde vorm van ziekte aanwezig is en dat het, gezien zijn diepe basis, belangrijk is om de hele natuur te begrijpen waarmee het menselijk fysieke lichaam is verbonden.
De basis is hier niet het fysieke, maar vooral weer het spirituele. Wanneer aldaar op die wijze naar deze vierde vorm van ziekte is gekeken, hebben we nog steeds niet alle essentiële ziekten uitgeput, maar we zullen zien dat het ook afhangt van het menselijke karma dat erin meespeelt. Dat is het vijfde wat tot beschouwing komt. Wij zullen dus zeggen: Beetje bij beetje zal er iets aan ons worden onthuld over de vijf verschillende vormen van de ziekten van de mensen, ziekten die hun oorsprong vinden in het veld van het Ik in relatie met het ego, die ontstaan ​​in het veld van het astrale lichaam, het etherische lichaam of het fysieke lichaam, en wat als karmisch deel van de ziekten moet worden beschouwd. Alleen hiervan kan het afhangen dat er een redding plaatsvindt met betrekking tot de medische manier van denken, dat de hele medische manier van denken zich doordringt met de kennis van de hogere leden van de menselijke natuur. Daarvoor heb je niet te maken met een medicijn dat echt kan ingrijpen in waar het om gaat. Hoewel deze dingen, zoals veel van onze occulte inzichten, moeten worden bijgewerkt en in een moderne vorm moeten worden gegoten, moeten jullie niet denken dat dit in sommige opzichten ook geen oude wijsheid is.

Geneeskunde heeft zijn wortels in spirituele kennis en is steeds materialistischer geworden. En misschien is er geen andere wetenschap zoals de geneeskunde waarmee men kan zien hoe het materialisme is binnengedrongen over de mensheid.

Vroeger was er tenminste het bewustzijn als gegeven door het feit dat kennis van de viervoudige aard van de menselijke natuur is nodig als men ernaar wil kijken. Natuurlijk toonde het materialisme zich ook eerder, zodat helderziende mensen in dit gebied vóór de laatste vier eeuwen zagen hoe alles om hen heen materialistisch begon te denken, en Paracelsus, die heden niet wordt begrepen, die men voor fantast of dromer houdt, hij wees er bijvoorbeeld ten volle op dat de medische wetenschap om hem heen, zoals die uit Salerno, Montpellier, Parijs kwam, maar ook haar wortels had in bepaalde Duitse regio’s, materialistisch was, of zich in ieder geval voorbereidde om steeds materialistischer te worden. En precies de positie van Paracelsus in de wereld maakte het hem noodzakelijk – wat tegenwoordig weer noodzakelijk wordt – om de aandacht te vestigen op hoe een medische kijk die naar de geest gaat, zich verhoudt tot wat op een puur materialistisch gebied wordt verkregen.

Heden is het wellicht nog moeilijker als toen Paracelsus er nog was, om met een denkwijze te doordringen met Paracelsus gehalte.

Want in die periode stond het materialistische denken van de geneeskunde niet zo abrupt en niet zo vreemd tegenover het denken van Paracelsus als het materialistische denken van de tegenwoordige wetenschap, zonder enig begrip van een inzicht in de werkelijk spirituele aard van de mens.
Dat is de reden waarom wat Paracelsus in dit verband zei nog steeds geldig is voor ons vandaag, maar de geldigheid ervan wordt tegenwoordig minder erkend.

Wanneer er wordt ingezien hoe mensen tegenwoordig over dingen denken, degenen die in de operatiekamer werken of in het laboratorium werken, en hoe onderzoek wordt gebruikt om gezonde en zieke mensen te begrijpen, dan zou men zich op een bepaalde manier heel goed tegen deze materialistische manier van denken kunnen keren op een vergelijkbare manier als wat Paracelsus deed.

Het kan echter zijn dat men een paar woorden niet kan citeren met enige hoop op begrip, en misschien ook op vergeving, zoals Paracelsus in verband daarmee zei tegen de medische professionals die om hem heen leefden – dus eigenlijk met de hoop op vergeving, want Paracelsus zelf zei dat hij geen persoon was, fijn en subtiel, die aan de tafels van de hogere klasse had geleefd, hij was grof, groeide op met kaas en melk en haverbrood; en daarom zullen jullie vergeven als deze dingen niet altijd erg goed klinken.

Paracelsus zegt over de Franse artsen, maar ook over de Duitse artsen, toen hij de verschillende aard van ziekten uitlegde:

“Want het is een grote dwaling en misstand dat zoveel Franse artsen, en vooral in Montpellier, Salerno en Parijs die zogezegd voor alles menen de kennis in pacht te hebben en iedereen verachten, en toch zelf niets kunnen weten, maar in het openbaar wordt ondervonden dat hun grote mond en al hun pracht en kunst, kletspraat is e.d.

Ze schamen zich niet voor klysma’s, purgeermiddelen; alsof het al dood is, zo moet alles goed komen. En gedragen zich met grote anatomie, zoals ze die hebben en gebruiken, en toch nog nooit hebben gezien dat tandsteen tussen hun tanden hangt, laat staan ​​meer veranderen.

Wat is de visie en anatomie? Ze kunnen er voor de drommel niet mee omgaan en hebben niet de juiste ogen, om in te zien wat er is.

In Duitsland is het precies hetzelfde, de gelegenheid maakt het als een dief en dergelijke, en het maakt jonge en uitgebroede narren, dwazen, wanneer ze alles hebben gezien, weten ze nog minder dan voorheen. En verstikken in drek en lijken en erna gaan de vodden naar de dodenmis voor zielsrust, daarvoor gingen ze naar de mensen zelf, het volk!>>.

Durchschaut, durchschauen: doorzien, er doorheen kijken.
Herkennen van ware vorm/toestand via de uiterlijke verschijning, er achterliggende doelen op een manier verborgen.

 

 

GEEF JE AAN JEZELF OVER IN HET HUIDIGE MOMENT
Dharma conversatie door Thich Nhat Hanh 14-01-2004

Deze conservatie, bijeenkomst is gehouden gedurende de retraite vanwege het regenseizoen in Deer Park Klooster in de USA van 4 januari tot 14 maart 2004, met aanwezigheid van kloosterlingen en mensen die dit niet zijn.

De duur van deze Dharma conversatie/bijeenkomst is 55 minuten.

De hal waarin het werd gehouden draagt de naam ‘Ocean of Peace Meditation Hall. Het heeft plaatsgevonden op de laatste dag van de tweede week, op een woensdag, 14 januari 2004.

 

Dit is de Nederlandse vertaling gedaan door mij, Anja Tjelpa vanaf de video via Your Tube, van 1 t/m 3 november 2022.

De Engelse versie is op een eerdere datum genoteerd.

 

Thich Nhat Hanh of ook wel Thay genoemd.

 

Goedemorgen dierbare Sangha.

Vandaag is het 14 januari, in het jaar 2004.

We zijn in het klooster van Deer Park gedurende onze winter retraite.

Afgelopen week hebben we geleerd de gatha,

“Ik ben gearriveerd, ik ben thuis.

In het hier en het nu,

Ben ik ononderbroken, ben ik vrij.

In het ultieme, verblijf ik.”

 

Deze gatha kan worden gebruikt voor zitmediatie, kan worden gebruikt voor een loopmeditatie.

Wanneer je staat kan je ook deze gatha in de praktijk toepassen:

“Ik ben gearriveerd, ik ben thuis”.

En aan het einde van de dag, zou je willen rusten, naar bed gaan.

Je gaat liggen in jouw bed en misschien vind je fijn om te oefenen:

“Ik ben gearriveerd, ik ben thuis”.

Omdat een aantal van ons doorgaan met rennen, zelfs in de slaap, in een droom, omdat dit rennen een gewoonte is geworden.

Dit rennen doen we niet enkel gedurende de dag, maar ook gedurende de nacht, in onze slaap, in onze droom.

Daarom is het goed om te oefenen en toe te passen:

“Ik ben gearriveerd, ik ben thuis”. Ik wil niet meer rennen.

Het moment dat je ligt en je geniet van niets doen.

Gewoon het gevoel hebben dat je thuis bent.

Je bed in bed en je wilt werkelijk rusten.

Je vindt het prettig om te luisteren naar de muziek van jouw ademhaling, in en uit. Jouw hart maakt muziek, jouw longen maken muziek.

Je stemt je gewoon af op deze soort van muziek.

En wanneer dan ook gevoelens of emoties te voor schijn komen, sta je deze soort muziek toe van het ademhalen en omarm je het.

En zoals dat, ga je de slaap vredig binnen. En met veel plezier.

 

Dus de gatha, het gedicht, “Ik ben gearriveerd, ik ben thuis”, kan worden gebruikt in vier posities van het lichaam: zittend, lopend, staand en liggend.

En dat is het beoefenen van het stoppen.

De beoefening van het stoppen is cruciaal, heel cruciaal in de Boeddhistische traditie.

Er zijn momenten waarop we helemaal niets doen, we zitten hier of liggen daar. Maar ons lichaam is niet gestopt. Er is een spanning in het lichaam.

Er is een soort energie die druk uitoefent op jou, druk uitoefent op jouw lichaam. Jouw lichaam wil iets doen, wil actief zijn, wil rennen, iets doen.

Jouw lichaam heeft de capaciteit niet om te rusten, om te stoppen.

Dat is waarom ‘stoppen’ niet enkel betekent het stoppen van de geest, maar het stoppen van het lichaam. Want het lichaam heeft tevens de gewoonte om te rennen, van het in beweging zijn.

En er is een gevoel van rusteloosheid in het lichaam.

Het lichaam en de geest; ze zijn onder elkaar <inter-are>.

Het lichaam bevat de geest en de geest bevat het lichaam.

Onder elkaar, bevatten ze elkaar, het is inhoud.

Dat is wanner je helpt het lichaam te stoppen, je mede kan helpen de geest te stoppen. En het helpen van de geest te stoppen, dan helpt je het lichaam te stoppen. Dit pas je toe, beoefen je met lichaam en geest tegelijkertijd, niet enkel met de geest. Dat is waarom meditatie het lichaam erbij betrekt.

Je mediteert niet enkel met de geest, je mediteert met jouw lichaam.

 

Een Boeddhistische term voor ‘stoppen’ is ‘Samatha’. S uitgesproken als sj.

In Pali, ‘Samatha’ wordt de S uitgesproken als sh.

De eerste betekenis van ‘samatha’ is ‘stoppen’.

Zonder stoppen kan je niet zo veel doen.

En wanneer je naar Deer Park komt, kan je je verheugen met ‘Samatha’ als oefening voor ‘stoppen’.

Je stopt gedurende de tijd dat je zit, je stopt gedurende de tijd dat je loopt, je kan dit zelfs doen gedurende de tijd wanneer je harder loopt.

Dan heb je jogging mediatie.

En terwijl je hardloopt, jogt, ben je al gestopt.

Omdat je niets iets achternaloopt. Nee.

Je bent helemaal nergens naar op zoek.

Je bent volledig op gemak in het huidige moment.

En dat is de betekenis van ‘Samatha’.

Het klinkt als gemakkelijk, maar oefening is nodig.

En ook een sterke wil is benodigd. Er is een groot verlangen benodigd om in staat te zijn voor dit ‘stoppen’.

Omdat de gewoonte van het rennen heel sterk aanwezig is in ons, in ons lichaam, in onze geest. En deze gewoonte van rennen, de energie van deze gewoonte, kan zijn overgedragen door onze ouders.

Onze ouders hebben misschien hun hele leven gerend.

Is het een krachtige gewoonte geworden.

En zij kunnen het hebben overerft van hun ouders, grootouders, voorouders.

Dus, de energie van de gewoonte is erg sterk.

Maar nu, zoals wij de kans hebben de Boeddha Dharma te ontmoeten, te ondervinden, zegt Boeddha, “stop mijn kind.”

En dan hebben we een kans om de gewoonte energie te transformeren.

En wanneer we succes hebben met ‘stoppen’, dan helpen wij onze voorouders in ons, om tegelijkertijd te stoppen. Wat aangenaam.

“Ik ben gearriveerd, ik ben thuis”.

Het betekent: Ik voel de noodzaak om te rennen niet langer.

Waar ik naar zoek, is hier en nu.

En dat is waarom wij inzicht nodig hebben om werkelijk te stoppen.

En dit inzicht is niet door de andere vleugel van de vogel.

Dat is ‘vipasyana’.

“Vipasyana’ is het toepassen van diepgaand inzien om inzicht te verkrijgen.

 

In het Chinees, is het   (Guan)

‘Samatha’ in het Chinees  (Zhi)

 

Samatha en Vipasyana zijn de twee vleugels van een vogel.

En ze verplaatsen ons op het pad van inzicht en stoppen.

Er is net gezegd dat als we het inzicht hebben gekregen, alles er al is.

Je bent enkel wat je wilt worden, namelijk een Boeddha.

En dan, ondervind je dat er geen enkel behoefte is om nog te rennen.

En dat is waarom dat via dat vanbinnen, inzicht, werkelijk jou toestaat te stoppen.

Zonder dit inzicht, maakt niet uit hoeveel streven er is, kan er niet worden gestopt.

Dat is waarom ‘Samatha’ niet mogelijk is zonder ‘Vipasyana’.

En omgekeerd.

 

Stel je een vogel voor, vliegend met één vleugel, dat is erg moeilijk.

Dus, de eerste betekenis van ‘Samatha’ is “om met rennen te stoppen’. Helemaal te stoppen met rennen.

En wanneer wij zijn in retraite, zoals deze, is het een goede gelegenheid voor ons om te leren, hoe te stoppen.

Je hebt misschien een wond in jouw lichaam, ons lichaam.

Je kan kanker hebben. We hebben zoiets als kanker in ons lichaam.

Je kan een wond in jouw ziel hebben, in het bewustzijn, er kan enige wanhoop zijn, of veel onrecht, of veel woede.

Je kan je dan diepgaand verwond voelen. En we zijn in onze lichamen gekomen met wonden en in ons bewustzijn. We willen genezen.

En genezen is mogelijk met het beoefenen van stoppen.

Wanneer je niet weet hoe dit stoppen te doen, kan genezing niet plaatsvinden. Dat is waarom, het doel, de doelstelling van ‘Samatha’, er is om te helpen om te genezen.

Wanneer je inademt, adem je in, op zulk een manier welke genezing mogelijk maakt. Omdat jouw inademing geen gevecht is, geen daad van vechten.
Jouw inademing is een uitdrukking van arriveren.

Ik ben gearriveerd, het is niet nodig dat ik ren.

En wanneer jouw inademing is zoals dat, is het de kracht van genezing.
En deze inademing stelt spanning in vrijheid.

Deze inademing staat jouw lichaam en jouw voelen toe om te ontspannen. Zoals Boeddha zei: “Inademen, ik ontspan mijn lichaam”. En in aan andere oefening, zei de Boeddha: “Inademen is, ik ontspan mijn gevoel, mijn emotie”.

In het Vietnamees betekent ‘an tinh’ ontspannend.

Formatie van jouw lichaam. En ‘than hành’ betekent, jouw lichaam.

Inademen, ik ontspan mijn lichaam.

Je kan enkel het lichaam ontspannen wanneer je stopt.

Jouw inademing heeft de capaciteit van stoppen.

En wanneer jouw inademing dit heeft, wordt het heel aangenaam.

Dan is inademing geen handeling van vechten meer.

Het is diepliggend genietbaar.

Dat is waarom je hier bent, adem in op zulk een wijze, dat iedere inademing de kracht heeft om te helen.

Iedere inademing staat jouw lichaam toe om te genezen.

En wanneer je je dan ontspannen voelt, is dat vechten er niet langer, je weet dat jouw inademing de capaciteit heeft van genezen.

En je hebt er vertrouwen in.

Je hebt vertrouwen in jouw inademing.

Je hoeft geen geloof te hebben in Boeddha of God.

Je hoeft enkel geloof en vertrouwen te hebben in jouw inademing.

Want je kent jouw inademing goed.

Jij bent het die weet of je inademing ontspant, of het je helpt om helemaal te stoppen, of jouw inademing je lichaam toestaat om vrij te zijn van spanning.

Als je zo kan inademen, kan je dit diep aanraken, je weet dat jouw inademing de kracht van genezing heeft.

En wanneer je deze stap maakt met mindfulness, is het een stap die je thuis kan brengen in hier en in nu.

Een stap die jou helemaal kan helpen het rennen helemaal te stoppen.
Een stap die jouw lichaam kan toestaan om te ontspannen, volledig.
Je weet dat, deze stap heeft de kracht van genezen.

En wanneer je jou zelf kunt permitteren, zo’n stap als dat, twee stappen zoals dat.

Wandelend van de Hamlet bovenaan naar de lagere Hamlet, kan je verschillende stappen maken zoals dat. 50, 100, 200 Stappen.

(Hamlets zijn als een vorm van een gehucht, op zichzelf staande gemeenschappen, waar degenen die kloosterlingen zijn en degenen die dit niet zijn, leven, eten, oefenen, werken en ontspannen als een spirituele familie.)

En iedere stap brengt genezing. Waarom doe je het niet?

En iedere stap is een genezer.

En wanneer je zo’n stap neemt, is er geen strijd.

Omdat het maken van zo’n stap geen strijd daad is, geen vecht daad is.
Het is algehele overgave. Je geeft je zelf over aan het huidige moment.
Je geeft je zelf over aan de kracht van genezen, onafscheidelijk verbonden met jouw lichaam en in jouw bewustzijn.

Omdat je het nodig hebt te geloven in de kracht van jouw lichaam en jouw bewustzijn. Natuur heeft de kracht van genezen.

Je mag geloven dat wanneer Boeddha jou aanraakt, dat je geneest.

Of Boeddha raakt je gewoon aan en je geneest.

Maar dit soort van genezen, daar kan je bij je zelf getuige van zijn.

Wanneer je in jouw vinger snijdt, wanneer je groenten snijdt met te weinig mindfulness, kan je in je vinger snijden.

Maar je raakt niet in paniek. Waarom raak je niet in paniek?

Je ziet bloed komen, maar je raakt niet in paniek.

Omdat je gelooft dat jouw lichaam de capaciteit heeft voor het herstellen van de wond, voor genezing.

Je hoeft niet zo veel te doen, de wond verzorgen, goed schoonmaken.
Omdat je gelooft dat in een paar uur tijd, het zichzelf zal genezen.
We moeten geloven in de kracht van ons lichaam dat het zichzelf geneest.
Het enige ding wat we zouden moeten doen is om ons lichaam toe te staan te genezen en niet te veel in te mengen.

Wanneer een dier in het woud verwond is, het dier weet hoe te genezen.
En het kent de kunst van het stoppen, ‘Samatha.

Het dier vindt een plek welke rustig is en gaat gewoon liggen.

Denkt niet aan rennen achter een ander dier aan, denkt niet aan eten, denkt helemaal aan niets, gewoon liggen.

En dat is waar het over gaat met genezen, wat een dier kan doen.

Gewoon liggen en vertrouwen op het lichaam.

Het lichaam toestaan om zichzelf te genezen.

Wij mensen, wij hadden vroeger zo’n vermogen om op ons lichaam te vertrouwen, maar nu lijkt het erop dat we dat vermogen zijn kwijtgeraakt.

Wij geloven niet meer in het vermogen van ons lichaam om te genezen.
Wij raken heel snel in paniek, wij gaan naar de dokter, wij doen veel testen.
En wij leven in angst, in paniek.

En wij nemen veel medicijnen, injecteren medicijnen, bemoeien.

En er is iets wat wij moeten doen, dat is te rusten.

Maar wij weten niet meer hoe te rusten.

Mensheid heeft de capaciteit verloren om te rusten.

En rusten is basis, grondtoon voor genezen.

Omdat rusten houdt ervan dat jij je zelf toestaat, je volmacht jouw lichaam om te genezen. Maar je geeft jouw lichaam de volmacht niet omdat er paniek is, omdat er zorgen zijn, dat je in de rondte blijft rennen, en het zoeken naar genezing.

Maar de genezing wordt verkregen wanneer je niets doet, je rust enkel, en staat natuur toe werking te doen.

Veel van ons klagen erover dat we geen tijd hebben om te rusten en dan claimen we vakanties.

En dan worden er twee weken of drie weken vakantie toegestaan en weten we niet hoe het te doen.

En nadat we met vakantie zijn geweest, komen we meer moe terug dan voorheen. Dat is waarom, het zo belangrijk is, om te leren hoe te rusten, hoe ons lichaam toe te staan om te stoppen en te rusten.

En in de Soetra, geeft de Boeddha ons instructies, hoe ons lichaam toe te staan en onze geest, over hoe te rusten.

In één van de oefeningen over bedachtzaam ademhalen, zei hij:

“Adem in, ik ontspan mijn lichaam.”

“Inademen is, ik sta mijn lichaam toe te ontspannen”.

Of je nu bent in een zit positie of je ligt, jouw bedachtzame, bewuste ademhaling helpt je om te ontspannen.

Je volmacht jouw lichaam om te rusten.

In Plum Village, zoals hier in Deer Park, bieden wij aan, de beoefening van totale diepe ontspanning.

Gebaseerd op de leringen van Boeddha.

Een zittende positie of een liggende positie, je staat jouw lichaam toe zich te ontspannen.

En wij gebruiken de techniek van bewust ademhalen, om het lichaam het rusten toe te staan. Allereerst, kunnen we ons lichaam beschouwen als een geheel, een totaliteit, een organisme.

Inadement, ik ben mij gewaar van mijn lichaam. Dat is een oefening.

Omdat dit een oefening is naar het thuis van jouw lichaam te gaan.

Inadement, ik ben mij gewaar van mijn lichaam, mijn gehele lichaam.

Dit is een poging om thuis te komen in jouw lichaam.

Je hebt jouw lichaam beperkt, verwaarloosd en je hebt er wellicht een soort oorlog mee gevoerd.

Je hebt jouw lichaam doen lijden door de manier van jouw dagelijkse levensstijl. Je bent een vijand van jouw lichaam.

Nu wil je naar thuis komen als een vriend.

Dat is waarom, de Boeddha deze oefening heeft voorgesteld.

Ik adem in en ben mij gewaar van mijn lichaam. Goedemorgen, lief lichaam, ik ben bij jou terug. Dat is wat wij oefenen.

Ik heb je voor een lange tijd verwaarloosd.

Ik heb je zoveel laten lijden. Sorry, ik ben thuis bij jou.

Inademen is, ik ben gewaar van mijn lichaam.

En wellicht vind je het fijn om door te gaan, ik adem uit en ik (glim) lach naar mijn lichaam. Ik wil mij met mijn lichaam verzoenen.

Dus gebruik maken van bewust ademhalen, om de energie voort te brengen van ‘mindfulness’, de energie van volledig aanwezig zijn, om jouw lichaam als werkelijkheid te erkennen.

Om jouw lichaam met tederheid te omarmen.

Dit is de eerste stap.

Voordat je jouw gevoel, emotie kunt omarmen, moet je leren hoe je jouw lichaam kunt omarmen.

Hallo daar, mijn lichaam, ik ben thuis bij jou.

En je gebruikt energie van mindfulness van jouw vermogen om volledig aanwezig te zijn en om je lichaam te herkennen als zijnde daar, je omhelst het teder.

Dat is werkelijk de beoefening van liefde.

Lieverd, ik ben thuis bij jou. Ik zorg voor jou.

Dat is een oefening. De andere oefening is als volgt:

Inademen is, ik sta mijn lichaam toe te ontspannen.

En wanneer je inademt dat herken je jouw lichaam.

En wanneer je uitademt dan (glim)lach je naar jouw lichaam.

De (glim)lach is al de energie van liefde, de energie van kommernis, de energie van compassie.

 

In de Soetra, over de Contemplatie van het Lichaam, gebruikt de Boeddha deze oefening als toonbeeld:

Er is een boer die gaat naar een soort zolder en brengt naar beneden een zak met zaden. En de boer opent een kant van de zak en houdt de andere kant vast en allerlei zaden stromen naar de vloer.

En goede ogen zijn nog in goede conditie, de boer herkent welke zaden er op de vloer zijn. Daar is zaad voor kidneybonen, dat is zaad voor mung bonen, dat is zaad voor mais. De boer herkent ieder soort zaad van wat er op de vloer is. De beoefenaar doet hetzelfde.

De beoefenaar ligt en beoefent mindful ademhalen en zegt:

Dit is het haar op mijn hoofd, dit is mijn oog, mijn oor, mijn neus.

Ademhalen is dat ik gewaar ben van mijn oog, mijn oor, mijn neus.

Ademhalen is, ik ben mij gewaar van mijn brein, en uitademend, lach ik maar mijn brein. Zo ga je vanaf de top, het hoofd en door jouw lichaam naar het onderste deel.

Het is als een soort scan van het lichaam, maar in plaats van de moderne techniek, gebruik je de straal van mindfulness.

En het neemt ongeveer 20 minuten tijd in beslag.

En je hebt geen dokter nodig, die naast je zit of staat, je kan het zelf doen.
Dus, gebruik makend van de straal van mindfulness, daarmee ga je door je lichaam heen, erlangs.

En wanneer je bij de doorgang bent van jouw hart, dan zeg je:

Ik adem in, ik ben gewaar van mijn hart, ik adem uit, ik lach naar mijn hart.
Hoe vriendelijk van je.

Je hebt de tijd om aandacht te schenken aan jouw hart.

Maar misschien is dit de eerste keer dat je werkelijk aandacht schenkt aan jouw hart. Jouw hart is hard aan het werk geweest om jouw welzijn te handhaven.

Jij hebt de tijd om iedere nacht te slapen, voor jouw hart is het anders.
Het hart gaat door met het werk, non-stop, het bloed is er om de cellen te voeden.
En toch ben je niet zo vriendelijk geweest voor jouw hart. Misschien gebruik je dingen zoals sigaretten, alcohol, of te veel suiker, je gaat te laat naar bed, je doet veel dingen om jouw hart het minder makkelijk te maken.

En dit is de eerste keer dat je terugkomt bij jouw hart:

Inademen is, ik ben mij bewust van mijn liefste, het hart.

Het uitademen, ik (glim)lach naar jou.

Het spijt me van verzuim op enige manier. Nu ben ik weer thuis bij jou.
Ik zal goed voor jou zorgen.

Dit is de meditatie van liefde, op liefde.

En als je wat langer bij je hart verblijft, zal het je de kans geven.

En wanneer je naar de lever gaat, dan omarm je de lever.

Wanneer je vol bent met gewaarzijn:

Inademend, ik ben mij gewaar van mijn lever.

Uitademend, ik (glim)lach tegen mijn lever met compassie.

Alcohol, vet, onder anderen.

Je hebt zoveel gifstoffen ingenomen.

Je hebt het leven van jouw lever moeilijker gemaakt.

En jouw lever heeft je seinen gegeven dag en nacht, zoiets als SOS.

Maar je negeerde het volledig.

Gelukkig heb je nu de kans om naar je lever te gaan, als een thuis.

Inademend, ik ben mij gewaar van mijn lever.

Uitademend, ik (glim)lach naar mijn lever.

En wanneer je wat problemen hebt met je lever, blijf er.

Zo lang als mogelijk, de lever heeft jou nodig.

Indien nodig, blijf er dan minuten bij, 5 of zelfs langer, adem dan gewoon in en uit, dat zal een heleboel genezing brengen voor de lever. En je weet precies wat te doen en wat niet te doen, om de lever te ontlasten.

Wanneer je niet weet hoe voor jouw lichaam te zorgen, wanneer je niet weet hoe van je zelf te houden, hoe kan je dan spreken over het houden van een andere persoon?

De oefening gegeven door de Boeddha, als eerste is het te erkennen en omarmen van jouw lichaam als een geheel en om het toe te staan dat het ontspant.

Zegt wat in het Vietnamees…

En spreekt over de tweede oefening, zoals in de Soetra van de Contemplatie van het Lichaam in het Lichaam.

Deze oefening is ook te vinden in dat van de boer die naar boven gaat, naar een soort van zolder en de zak met zaden naar beneden brengt.
Je ligt, en je vormt de straal van mindfulness, om de 36 delen van het lichaam te herzien en je gaat langzaam.

Je herkent al de delen van jouw lichaam. En wanneer je komt bij het deel van jouw lichaam dat bezig is met genezen, daar blijf je langer, en je staat toe dat het de energie voor genezen krijgt.

Je mag doorgaan met het nemen van medicijnen, maar vertrouw niet alleen op de medicijnen.

En wanneer je succes hebt met deze toepassing, dan heb je niet zoveel medicijnen nodig, gewoon een klein beetje.

En het toepassen is geen ontbering, is geen zware arbeid.

De beoefening is zeer aangenaam, het is helend gedurende de tijd van beoefening. Je kunt intens genieten van de beoefening van totale ontspanning, diepe ontspanning.
Je zit daar gewoon, je ligt daar gewoon, geniet van je in- en uitademing, het genereren van de energie van mindfulness.

Om verschillende delen van je lichaam te herkennen en te omarmen.

En als je daartoe in staat bent en de genezing krijgt, kan je een kind, partner, vriend(in) helpen hetzelfde te doen.

Maar jij hebt daar de tijd voor.

Wat is meer belangrijk, jouw welzijn of meer geld?

Een andere auto? Of een beter lichaam, een meer gezond lichaam?

Je moet kiezen.

Je consumeert misschien minder, maar je geluk zal veel groter zijn.

Besteed niet te veel tijd aan het zoeken naar geld, het zoeken naar roem. Gebruik je tijd om te leven, lief te hebben, voor jezelf en je geliefde te zorgen. De lering van Boeddha is heel praktisch.

Ik dring er bij mijn vrienden op aan om de Soetra te bestuderen over bewust ademen. Alle praktische oefeningen staan in die Soetra.

En je mag de Soetra diepgaand verkennen om methoden van genezing en transformatie ten beste te geven.

GONG       

Wanneer je zit en je eet je ontbijt, eet het ontbijt op zo’n manier dat genezing mogelijk maakt.

Het eten van het ontbijt is niet enkel het nuttigen van calorieën, de energie voor de ochtend. Nee. Het ontbijt gebruiken is ook voor het krijgen van vreugde en geluk tijdens het eten.

En je kunt oefenen met ‘stoppen’, totale ontspanning tijdens het eten.
Je kan wel 15, 20 of 25 minuten besteden aan het ontbijt.

Maar die tijd kan worden getransformeerd in een sessie van totale ontspanning. Je hoeft je nergens zorgen over te maken.

Met iedere hap van het eten, kauw je het eten als, ik hoef me nergens zorgen over te maken. Een persoon zonder zaken en handel.

Het ideale beeld van Patriah Lin Shi, geen enkele soort van zaken, projecten e.d., totale vrijheid, eet het ontbijt zoals dat.

En dan wordt de tijd van het ontbijten helend.

Alles wat je doet in het dagelijkse leven, de hele dag kan worden gebruikt voor heling. Lopen, zitten, liggen, ademhalen, afwassen, het kan jou toe staan tot volledige rust.

En je weet dat je dit kan doen. Je hebt voldoende aanwijzingen gekregen om het te doen. De Boeddha is vriendelijk genoeg om jou instructies te geven voor het doen. Thay is vriendelijk genoeg om jou voldoende instructies te hebben aangeboden voor het doen.

En hij doet dat ook. Dus profiteer van de tijd dat je hier bent, om heling te krijgen. Iedere stap, iedere ademhaling, iedere daad, kan totaal ontspannen zijn, kan de kracht van genezing hebben.

En het doorbrengen van één dag in de retraite kan al een verschil maken.
En wanneer je naar huis gaat, kan je ermee doorgaan en dan kan je goede invloed hebben op andere mensen, familie en anderen in jouw omgeving.

GONG  

Je moet aan de dieren vragen in Deer Park, in de bergen, hoe ze over ons denken; over deze mensen die hier samenkomen en het lopen doen, zitten en chanten. Zijn ze voldoende ontspannen?

De bomen daar, lijken heel ontspannen te zijn.

De dieren die daar leven in het bos, lijken ontspannen te zijn.

Je weet dat de slang rustig slaapt.

Dus, stoppen betekent, volledig aanwezig zijn.

Te stoppen met rennen en echt aanwezig te zijn.

Het betekent in het hier en in het nu.

En aanwezig zijn voor wie?

Om aanwezig te zijn voor je zelf, ons zelf, voor het lichaam, voor de gevoelens. Omdat ons lichaam, onze gevoelens, er moet voor ons lijden gezorgd worden. Als je er niet bent voor je zelf, wie zal er dan voor jou zijn? Dus kom thuis bij je zelf, zorg goed voor jouw lichaam, zorg goed voor jouw gevoel en emotie en andere opeenhopingen binnenin je zelf. Samatha heeft het doel het rennen te stoppen.

Of om te helpen volledig aanwezig te zijn, in het hier, in het nu.

Lichaam tezamen met de geest, volledig gevestigd in het huidige moment.
En mindfulness is de energie die jou kan helpen het te doen.
En energie van mindfulness kan worden voortgebracht door mindful ademhalen, lopen, eten en wassen.

En wanneer je volledig aanwezig bent in het hier en het nu, dan word je ten volle aanwezig, ten volle in leven. Helemaal levend.

Hoe kan je in leven zijn wanneer enkel jouw lichaam er is en jouw geest zwerft in het verleden of in de toekomst?

Dan ben je niet echt ‘in leven’.

Je bent niet beschikbaar voor jou; je bent niet beschikbaar voor jou geliefde. Dus, kom thuis bij je zelf, in het hier, in het nu, kom, wordt volledig in het leven en jouw echte aanwezigheid dat is profijt voor je zelf, jouw echte aanwezigheid is bevorderlijk voor jouw geliefde.

En dan ben je in aanraking met de wonderen van het leven die beschikbaar zijn.

Je weet dat de wonderen van het leven enkel beschikbaar zijn in het huidige moment. Het Koninkrijk God, Het Pure Land van Boeddha, zij zijn enkel aanwezig, beschikbaar in het hier, in het nu.

Daarom is het stoppen, om naar het thuis te gaan in het huidige moment, is het een heel cruciale daad, een daad die jou ‘het leven’ brengt, dit maakt dat jij volledig aanwezig bent.

En wij weten dat de beoefening van Samatha gekoppeld is aan het beoefenen van Vipasyana. Omdat het inzicht dat Vipasyana ons heeft gebracht, ons laat zien dat de wonderen van het leven er echt zijn, beschikbaar.
Dat het Koninkrijk van God er werkelijk is.

Dat wat we zoeken er al is en dat het mogelijk maakt dat het rennen stopt, het voor jou mogelijk maakt om volledig aanwezig te zijn en volledig te leven.

Wanneer we spreken over Samatha is ook spreken over Vipasyana.

Een andere functie van Samatha is te herkennen, om wat te herkennen?
Om te herkennen wat er aanwezig is in het huidige moment. Want in het leven, dagelijkse leven van alle dag, kan je verloren raken. We verdwalen vaak in onze zorgen, in onze spijt, in ons complex. Je weet niet wat er echt gebeurd in het hier en in het nu. Wat er echt gebeurd in het hier en in het nu is dat je er nog steeds bent, jij bent in leven. Dat de wonderen van het leven beschikbaar zijn, juist in dit moment.

Het zou jammer zijn als je geen kans hebt om dit prachtige ding te herkennen dat zich in het hier en in het nu opent.

En mindfulness is precies het soort energie dat je kan helpen herkennen wat er in het hier en in het nu gebeurt.

Wat er gebeurt is dat je ademt, je leeft nog, en aanraking in de diepte is prachtig. Omdat veel mensen leven en toch leven ze niet.

Ze leven als een dode man, dode vrouw, ze dragen hun eigen dode lichamen en circuleren rond.

Ze leven niet, ze zitten altijd gevangen in hun spijt, in hun angst, ze kunnen het leven niet aanraken, ze kunnen het Koninkrijk, het Pure Land, niet aanraken. Het is jammer.

Ze spenderen 50 jaar en 60 jaar en 70 jaar door en leven zo.

Nooit in staat de wonderen van het leven te kunnen aanraken.

Het Koninkrijk God, het Pure Land van Boeddha.

En wanneer je iemand, hem of haar een straal mindfulness stuurt, mag je hem of haar redden naar het hier en nu, voor hem of voor haar om in aanraking te komen met het leven. Jij kan dat doen.

Je bent een Boeddha, je kan mensen redden, talloze mensen in één dag.
Dus, Samatha helpt ons om te herkennen wat er aan het gebeuren is in het huidige moment. Jij bent in het leven, je kan (glim)lachen, je kan kijken met de ogen van compassie, je kunt levende wezens helpen wakker te worden, je kunt mensen helpen weer tot leven te komen. Het is een heel mooi iets, om te zijn en te doen. Je kunt handelen als een Boeddha; je kunt handelen zoals Jezus. Je kunt zoveel mensen redden, je kunt ze van het rijk van de dood naar het rijk van het leven brengen.

Je bent in staat om thuis te komen om de wonderen van het leven te herkennen die beschikbaar zijn. Als je in staat bent te herkennen, kom je diep in contact.

De blauwe lucht is er altijd voor jou.

Maar vanwege je zorgen, je woede, kun je de blauwe lucht niet aanraken.
De blauwe lucht die op je heeft gewacht.

Dus, naar thuis te gaan naar je zelf, naar thuis te gaan in het huidige moment, lichaam en geest tezamen, heb je een kans het feit te herkennen dat er een blauwe lucht is!

En dat is waarom herkennen, jou helpt om in aanraking te komen.

Wat wonderlijk om in aanraking, contact te komen!

Om in contact te geraken met je zelf, en met de wonderen van het leven.
En er zijn veel dingen in ons en om ons heen, die de kracht van genezing hebben.
Je luistert naar de vogels, je luistert naar hoe het water stroomt, je luistert naar de wind, je peinst over de bomen, de blauwe lucht, bergen, ze zijn heel verfrissend, ze zijn heel helend en voedend. Daarom is het herkennen er en om diep in contact te komen, dan krijg je genezing, die je zo nodig hebt.

En wanneer je dat niet doet, stat je allerlei toxigenen toe door de omgeving om inbreuk te maken op jou zelf.

Want uit vergeetachtigheid heb je veel negatieve elementen gecreëerd, veel toxigenen, veel gifstoffen, die te zien zijn via media, zoals op televisie, op het nieuwsbulletin en in de films. (O.a.)

Ze laten al deze elementen van woede, wanhoop en haat tot ons doordringen. Dat is niet voor onze genezing, onze transformatie.

En in ons dagelijks leven, wanneer we niet oefenen, laten we dit ‘gif’ in ons lichaam en geest doordringen.

We staan toe dat dit de kinderen doordringt, deze vormen van ‘gif’.

Dat is waarom het zo cruciaal is naar het thuis te gaan en om in aanraking, contact te komen met genezing, verfrissende en de voedende elementen die nog steeds beschikbaar zijn in de Tuin van het Leven, de Tuin van Eden, het is nog steeds beschikbaar.

Het herkennen, het aanraken en in contact treden, om de voeding te krijgen, om genezing te krijgen.

Later, kan iemand aan jou vragen, wat is het doel om in Deer Park te zijn?
Ik ben daarnaar toegegaan om ‘stoppen’ te beoefenen. Gelach.

Dat is goed genoeg.

Want als ik kan stoppen, word ik volledig levend, herken ik de wonderen van het leven, kan ik ermee in contact komen, kan ik de voeding krijgen en kan ik de genezing krijgen.

Dat is waarom Samatha een heel belangrijke oefening is.

Ik zou deze zin willen herhalen, ik zou graag willen dat jullie onthouden:

Het is voor ons mogelijk om elk moment in ons dagelijks leven zo te leven dat elk moment een moment van heling wordt.

Wanneer je een stap maakt, verzeker je ervan dat de stap de kracht van heling heeft, ontspannen.

Wanneer je inademt, verzeker je ervan dat jouw inademing de kracht heeft voor het ‘stoppen’, voor genezing.

Dit is de stem van Boeddha direct voor jou en van jou zelf, het komt niet van buitenaf.

 

Nogmaals enkele gong klanken.  

 

GA 107 Rudolf Steiner
Evolutie, involutie en Schepping uit het niets.
Berlijn, 19e voordracht 17 juni 1909

Vandaag zal er iets gegeven worden om het veelvoud aan te vullen van de occulte feiten en vergezichten waar wij deze winter voor hebben gezorgd, alhier.

Er is vaak benadrukt hoe, wat wij Spirituele wetenschap noemen hierin zou moeten ingrijpen in het menselijk leven en hoe het leven, actie, daad kan worden.

Heden moeten echter aanvullende blikken worden geworpen op de grote ontwikkelingsprocessen van het WereldAl, hoe dit zich in mensen uitdrukt.

Eerst wil ik de aandacht trekken voor een feit dat veel verlichting kan geven over de essentie van wereldevolutie, als jullie het maar met de juiste zintuigen willen zien.

Overweeg het verschil tussen dierlijke en menselijke evolutie aanvankelijk vanaf de buitenkant.

Er hoeft maar een enkel woord te worden gezegd en aan een enkel idee te worden gedacht, en jullie zullen al snel het verschil merken tussen de concepten van dierlijke en menselijke ontwikkeling.

Bijvoorbeeld het woord <opvoeding>.

Een echte opvoeding in de dierenwereld is onmogelijk.

Men kan inderdaad het dier tot op zekere hoogte door training voor bepaalde verrichtingen zover brengen, die afwijken van wat instinctief is ingeprent in het diepere vanaf het begin en zich zo uitleeft.

Maar je moet echt heel ver gaan in relatie tot dat enthousiasme dat men als uitgesproken hondenliefhebber kan ontwikkelen als men het zeer radicale verschil tussen menselijke opvoeding en wat we met het dier kunnen doen, wil ontkennen.

Nu hoeven we nog maar naar één belangrijke bevinding van ons antroposofische wereldbeeld te herinneren en dan zal ons de basis van dit eerste oppervlakkige feit duidelijk worden.

Wij weten dat de mens zich op uiterst gecompliceerde wijze steeds verder ontwikkeld.

Herhaalt is dit naar voren gebracht hoe de mens in de eerste 7 jaren van zijn leven, tot aan tanden wisselen, op een geheel andere manier voor zijn ontwikkeling te zorgen heeft, als later tot z’n 14e, dan weer verder naar 21 etc.

Dit wordt oppervlakkig behandeld want het kan jullie al bekend zijn.

Vanuit het Spirituele wetenschappelijke weten we dat er meer dan 1 geboorte plaatsvindt voor mens zijn.

De mens wordt in de fysieke wereld geboren, wanneer het lichaam van de moeder wordt verlaten, is het een soort streven om ervan los te komen.

Het afwerpen als het ware van de moederomhulling.

Maar nog steeds ingesloten in een andere, tweede etherische omhulling.
Tot aan het 7e jaar ongeveer, is dit kinderwezen omhult door uiterlijk etherische stromingen. Die toebehoren aan de omringende wereld. Tot aan de geboorte was dit de fysieke moederomhulling. Ongeveer met 7 jaar tandenwisseling wordt deze etherisch omhulling afgestript en dan pas is het etherische lichaam geboren.

Maar dan is er nog het astrale lichaam gehuld in de astrale moeder omhulling, dit is strippen bij geslachtsrijpe leeftijd.

Dan ontwikkelt zich pas het astrale lichaam tot ongeveer 21, 22-jarige leeftijd. Dan wordt pas eigenlijk het echte Ik van de mens geboren, waar dan pas de mens tot volledige innerlijke intensiteit groeit, waar vanuit het innerlijke pas datgene zich eruit werkt, wat zich als een Ik ontwikkeld heeft door diverse incarnatie, eerder doorgemaakt. Vanuit het helderziende bewustzijn blijkt een heel bijzonder feit. Bekijk een heel jong kind onderzoekend voor een paar weken, misschien zelfs maanden. Men ziet het hoofd, het hoofd van het kind omgeven voor etherische en astrale stromingen en krachten.

Deze beide stromingen en krachten worden geleidelijk aan onduidelijker en ze verliezen zichzelf na een periode.

Wat gebeurt daar eigenlijk?

Wat daar gebeurt, kan eigenlijk al, zeg maar, toegankelijk maken zonder helderziende observatie, maar de helderziende observatie bevestigt dat, wat nu wordt gezegd.

Men kan tegen zichzelf zeggen dat het menselijke brein rechtsreeks na de geboorte nog niet zo is als later, na weken of maanden.

Het kind neemt weliswaar de buitenwereld al waar, maar in zijn brein is er nog niet een instrument daar gegeven, dat het de uiterlijke indrukken op een bepaalde manier met elkaar kan verbinden.

Er zijn wat zenuwen die verbinden, die lopen van het ene deel van de hersenen naar het andere en die pas werden gevormd toen het kind werd geboren. Deze verbindingstrengen waardoor een mens geleidelijk leert, wat hij/zij in de buitenwereld ziet, geestelijk verbindingen aangaat, het aanknopen, dit wordt pas gevormd of uitgebeeld in de mens, nadat het kind is geboren.

Een kind, zullen we maar zeggen, hoort een klok of bel of ziet het ook, maar niet meteen zal het kind gehoor en gezicht indruk combineren als inzicht.
Als b.v. de bel gaat.

Dat leert het kind geleidelijk aan, omdat het deel in de hersenen, welke het instrument is voor gezichtswaarneming, pas in de loop van het leven met elkaar wordt verbonden.

Zodat er pas daardoor een inzicht/indruk mogelijk wordt en het kan aangeven/zeggen: dat, wat ik daar zie, is hetzelfde, als wat er klinkt.

Dus worden er zulke verbindingsstrengen in de hersenen gevormd en die krachten, welke deze strengen als structuur eruit vormen, zijn in de eerste weken van de ontwikkeling van het kind voor de helderziende te zien als iets, wat de hersenen nog extra omhult.

Maar dat, wat de hersenen omhult, gaat in de hersenen en leeft later in de hersenen, werkt niet meer van buitenaf, maar in het innerlijk van de hersenen. En dit wat daar in de eerste weken van de ontwikkeling van een kind uiterlijk werkt, kon daar niet verder aan blijven werken aan de hele ontwikkeling van een opgroeiend mensenkind, als dat niet zo beschermd zou worden door die genoemde omhullingen. Want wanneer dat, zoals ik als laatste beschreven heb, over wat ervan buitenaf werkt en dat naar binnen gaat in de hersenen, erin is, dan ontwikkelt het zich onder of met de beschermende omhulling als eerst het etherische, dan het astrale lichaam, en pas met 22 jaar wordt dat, wat daarbuiten heeft gewerkt, vanuit van binnen werkzaam.

Wat eerst buiten de mens was in de eerste maanden van zijn aanzijn, wat er dan is ingekropen, dat wordt zonder hulsel werkzaam pas in de leeftijd van 20-22 jaar, daar wordt het vrij, dan ontwikkelt het de intensiteit, die al is genoemd.

Nu overzien we eenmaal deze menselijke ontwikkeling, die steeds verder en verder doorgaat. We vergelijken het met de ontwikkeling van planten.
Van planten weten wij, ze hebben hier in de fysieke wereld, zoals het als eerste voor ons optreedt, enkel het fysieke lichaam en etherische lichaam, daarentegen heeft de plant het astrale lichaam om zich heen; maar in het innerlijke enkel het fysieke en etherische lichaam. De plant kruipt als het ware uit het zaad, en vormt zich het fysieke lichaam en daarna ontwikkelt zich ook het etherische lichaam verder en verder. Verder alleen het etherische lichaam. Nu hebben wij gezien dat het etherische lichaam van de mens nog steeds het astrale lichaam om zich heen heeft tot de geslachtsrijpe leeftijd en dat dit dan pas wordt geboren.

De planten kunnen echter naar gelang de geslachtsrijpheid geen geboorte geven aan zulk een astraallichaam, want ze hebben het niet.
Het nodige gevolg hiervan is dat de planten niets meer verder hebben bij geslachtsrijpheid wat zich verder wil ontwikkelen. De plant heeft in de fysieke wereld haar opdracht vervuld, wanneer dit geslachtsrijp zijn intreedt.
Nadat bevruchting heeft plaatsgevonden begint het afsterven.
Jullie kunnen waarnemen dat zelfs bij lagere dieren het gelijke het geval is. Jullie kunnen waarnemen hoe bij de lagere dieren werkelijk nog niet in dezelfde mate als bij hogere dieren het astrale lichaam al -erin gezogen- is in het fysieke lichaam.

Lagere dieren kenmerken zich daardoor dat het astrale lichaam nog niet geheel in het fysieke lichaam is. Neem als voorbeeld een eendagsvlieg; het ontstaat, leeft tot bevruchting, dit wordt gedaan en sterft. Waarom?
Omdat het een wezen is, welke gelijk als bij planten, het astrale lichaam voor het grootste deel buiten zich heeft en vandaar verder niets meer ontwikkelen kan, wanneer er sprake is van geslachtsrijpheid. In een zekere betrekking gelijkend ontwikkelen zich de mens, dier en plant tot deze geslachtsrijpheid.

De plant heeft nu niets meer, wat een ontwikkelingsopgave heeft in de fysieke wereld, ze sterft na de geslachtsrijpheid.

Het dier heeft nog het astrale lichaam, maar geen Ik.

Het dier heeft dus na de geslachtsrijpheid nog een bepaald reserve als doel voor ontwikkelingsmogelijkheid. Het astrale lichaam wordt vrij en zolang het astrale lichaam nu meer vrij zich ontwikkelt, zolang deze mogelijkheden er zijn, zo lang duurt nog bij het hogere dier na de geslachtrijpe leeftijd de verdere ontwikkeling.

Nu echter heeft het astrale lichaam bij de dieren in de fysieke wereld geen Ik in zich. Het Ik van de dieren is een groepen Ik, het omvat altijd een hele groep en bevindt zich in de astrale wereld als groepen Ik. Dit groepen Ik in de astrale wereld heeft geheel andere ontwikkelingsmogelijkheden als het dier in de fysieke wereld.

Maar dat, wat het dier als astrale lichaam bezit, heeft een zeer beperkte ontwikkelingsruimte. Het dier heeft dit ontwikkelingspotentieel als aanleg in zichzelf zodra het de wereld binnenkomt.

De leeuw heeft iets dat zich in zijn astrale lichaam uitdrukt als een optelsom van impulsen, instincten en hartstochten.

En wat daar leeft in zijn astrale lichaam aan driften, begeerten en hartstochten, dat kan zich uitleven. Dat leeft zolang, tot er een Ik geboren zou kunnen worden; maar dit is er niet, het is op het astrale vlak. Wanneer dan het dier is aangekomen op de trede waarop een mens het 21ste levensjaar betreedt, dan is zijn ontwikkelingspotentieel volledig uitgeput. Natuurlijk is levensduur verschillend qua verhoudingen; want de meeste dieren worden niet allemaal 21 jaar oud. Maar dat, wat eigenlijk dierlijke ontwikkeling is, dat leeft de mens uit tot aan het 21ste jaar, waar het Ik word geboren. Natuurlijk mogen jullie nu niet zeggen, dat de menselijke ontwikkeling tot aan het 21ste jaar een dierlijke is, want dat is het niet, maar dat, wat daar vrij wordt met het 21ste jaar, dat is al binnenin de mens van aanvang af, al bij de conceptie, dat wordt dan echter vrij. Omdat er vanaf het allereerste begin iets in de mens is dat vrij wordt vanaf de leeftijd van eenentwintig, en is de mens niet vanaf het allereerste begin een dierlijk wezen, maar dit Ik werkt vanaf het allereerste begin in de mens, ook al is het niet vrij.

En dit Ik is het, wat eigenlijk kan worden opgevoed.

Want dit Ik, waarmee het in het astrale, etherische en fysieke lichaam uitwerkt, is wat van incarnatie naar incarnatie gaat.

Zou er in een nieuwe incarnatie niets nieuws aan dit Ik worden toegevoegd, dan zou de mens bij zijn lichamelijke dood niets uit zijn laatste leven tussen geboorte en dood kunnen meenemen.

En wanneer de mens niets mee kan nemen, zou de mens in het volgende leven op precies dezelfde fase staan als in het vorige leven.

Daardoor dat men de mens tijdens zijn leven een ontwikkeling ziet doorlopen en daardoor, dat hij zich verwerft, in zich opneemt dat, wat het dier niet kan opnemen, omdat deze mogelijkheid voor ontwikkeling van het dier met al de aanleg daarvoor is afgesloten.

Daardoor verrijkt de mens voortdurend zijn Ik, daardoor klimt de mens van incarnatie naar incarnatie steeds hoger. Daarom, omdat de mens in zich het Ik draagt, dat met het 21ste jaar pas wordt geboren, maar al eerder werkzaam is, derhalve is het bij opvoeding toepasbaar, derhalve kan uit de mens nog iets anders gemaakt worden als dat er in aanleg aanwezig was.

De leeuw brengt zijn leeuwennatuur mee en leeft dit uit of leeft ernaar.
De mens brengt zijn natuur niet enkel als algemene mensen generieke aard mee, maar de mens brengt ook nog mee, wat hij zich als mens heeft verworven met het Ik in de laatste incarnatie.

Dat kan echter steeds verder en verder door opvoeding en door het leven getransformeerd worden, zodat deze voorzien is van een nieuwe laag/inslag, wanneer de mens door de poort van de dood gaat en zich dan gaat voorbereiden op een nieuwe incarnatie.

Dat is het wat wij moeten vasthouden: dat de mens nieuwe ontwikkelingsfeiten in zich opneemt en zich voortdurend verrijkt.

Nu stellen wij ons de vraag: wat gebeurt daar eigenlijk wanneer de mens zich uiterlijk door zulke ontwikkelingsfeiten verrijkt?

Allereerst moeten we naar drie zeer belangrijke concepten gaan die gewoon een beetje moeilijk te begrijpen zijn.

En aangezien we in een omstandigheid zitten welke al jarenlang gewerkt heeft, komt er vast wel een mogelijkheid, ook opklimmend naar wat hogere begrippen die moeilijker te vatten zijn.

Om ons deze drie begrippen te verschaffen, overdenkt u allereest de hele opgegroeide plant, bijvoorbeeld een lelietje van dalen.

Daar is de plant in een vorm voor jullie.

Dan kunnen jullie dezelfde plant nog in een andere vorm voor jullie hebben, als een kleine zaadkorrel. Bedenk jullie, jullie nemen de zaadkorrel, daar hebben jullie een heel klein bouwwerk voor je.

Als jullie dit zouden neerleggen voor jullie, dan zouden jullie kunnen zeggen: ja, in de zaadkorrel daar zit alles in, wat ik later zie als wortel, stengel, blaadjes en bloei. Ik heb voor mij de bloem als de zaadkorrel en de opgegroeide plant. Maar ik kan mij de zaadkorrel niet voor de geest halen, wanneer het niet door een vorig lelietje van dalen geproduceerd zou zijn. – Maar voor het helderziende bewustzijn is er nog iets anders het geval. Wanneer dit helderziende bewustzijn het opgegroeide lelietje van dalen beschouwt, ziet het dit fysieke lelietje doortrokken van het etherische lichaam, een soort van lichtstromingslichaam, dit gaat er van boven tot onderen doorheen.

Maar bij het lelietje is het zo, dat het etherische lichaam niet ver buiten reikt van het fysieke plantenlichaam en zich niet sterk onderscheidt van dat. Wanneer jullie echter het kleine zaadje nemen van deze plant, dan ondervinden jullie dat als klein, maar een wonderschoon etherisch lichaam is ingelijfd in dit zaadje, in stralen eromheen en weliswaar zo, dat aan het ene eind van het etherische lichaam het zaadje zit, zoals bij een komeet zich verhoudt met de staart. Het fysieke zaadkorreltje is eigenlijk enkel een meer verdicht punt in het lichtlichaam of etherische lichaam van het lelietje.

Wanneer diegene, die op de bodem van de geesteswetenschap staat, het opgegroeide lelietje voor zich heeft, dan is voor diegeen het wezen, dat eerst verborgen was, ontwikkelt.

Wanneer diegene het zaadkorreltje voor zich heeft, zoals het fysiek heel klein is en enkel het geestelijke groot is, zegt hij: het eigenlijke wezen van het lelietje van dalen is gewikkeld in de fysieke zaadkorrel. Zo hebben wij, wanneer wij lelietje van dalen aanschouwen, twee toestanden te onderscheiden.

De ene toestand is, waar het hele wezen van het lelietjes van dalen involutie is.

Involutie = inwikkeling, verwikkeling, het opgerold of naar binnen gekruld zijn, in zich sluiten of medebrengen.

Het zaad bevat het wezen ingewikkeld, geïnvolveerd.

Doordat het eruit groeit, gaat het over in evolutie.

Dan sluipt het wezen, het gehele wezen van het lelietje eruit in het wordende, ook in de nieuwe zaadkorrel.

Zo wisselen evolutie en involutie, in op elkaar volgende toestanden van het wezen van een plant.

Gedurende de evolutie verdwijnt het geestelijke steeds meer en meer en het fysieke wordt machtig.

Gedurende de involutie zal het fysieke steeds meer afnemen en het geestelijke wordt steeds meer machtiger. In een bepaalde relatie kunnen we erover spreken, dat bij de mensen de evolutie en involutie afwisselt, enkel in een bijzondere extreme vorm.

Daar hebben jullie de mens voor je tussen geboorte en dood:

Een fysiek lichaam en een etherisch lichaam vallen als zodanig samen.

Het fysieke en het spirituele vallen ook op een bepaalde manier samen, de mens is als aards wezen geëvolueerd.

Wanneer wij echter de mens door de Poort van de Dood zien gaan – vanuit helderziende waarneming- daar laat het in het fysieke leven niet eens zoveel achter, zoals het zaad van een lelietje-van-dalen is, dan verdwijnt ook het fysieke voor je zo volledig dat je het niet meer ziet, en alles is verpakt in het spirituele.

De mens gaat door het devachaan, daar is de mens in zijn involutie in relatie tot zijn aardse wezen. Evolutie is tussen geboorte en dood, involutie tussen dood en een nieuwe geboorte in relatie op de aardse menselijke wezenheid. Maar er is een geweldig onderscheid tussen de mens en de plant. Wij kunnen bij de plant spreken over evolutie en involutie, maar bij mensen moeten we nog over een derde iets spreken. Zouden we hierover niet spreken, dan zouden we de hele ontwikkeling van een mens niet volledig kunnen bevatten.

Omdat de plant altijd door involutie en evolutie heengaat, derhalve gebeurt het, dat iedere nieuwe plant een herhaling van het oude is, geheel gelijk aan het oude.

Het wezen van het lelietje wikkelt zich steeds weer in de zaadkorrel en er weer uit.

Waar wat is nu bij mensen het geval?

Het is helder geworden, dat de mens nieuwe elementen van de ontwikkelingsmogelijkheid gedurende zijn levens tussen geboorte en dood opneemt. Rudolf Steiner noemt het verrijken.

Derhalve is het bij de mensen niet zoals bij de planten.

De evolutie die de mens volgt is niet zomaar een herhaling van het voorafgaande, maar het is een herhaling van zijn aanzijn daarmee verbonden. Dat wat de mens opneemt tussen geboorte en dood, dat wikkelt de mens ook in dat wat er eerder al was.

En derhalve komt bij de mens niet pure herhaling voor, maar verschijnt datgene wat evolueert, op een hoger plan of trede.

Waar vandaan komt eigenlijk dat wat de mens opneemt?

Hoe is het te begrijpen, dat de mens iets nieuws verkrijgt en opneemt?
Ik verzoek jullie nu, mij heel precies proberen te volgen.

Het is een heel belangrijk maar ook heel erg moeilijk te begrijpen iets, een begrip. En het is niet voor niets dat ik dit in een van de laatste uren zeg, want dan hebben jullie de hele zomer om erover na te denken. Men zal over zulke begrippen maanden en jaren nadenken, pas dan komt men steeds verder op de hele diepte die daarin koestert. Van waar komt het, wat zich daar bij de mens altijd invoegt? Dit wil ik graag begrijpelijk maken aan de hand van een voorbeeld.

Nemen jullie aan, jullie hebben een mens voor je, die tegenover twee andere staat. Nemen wij al dat, wat tot de ontwikkeling behoort tezamen.

Nemen wij de ene mens, die de twee andere beschouwt, we nemen dit voor ons en wij zeggen: hij is door eerdere incarnaties heengegaan, hij heeft het eruit ontwikkeld, wat eerdere incarnaties erin hebben gelegd. Dat is ook bij de andere mensen het geval die voor hem staan. Nemen we nu echter aan, deze mens zegt nu het volgende: de ene mens naast de andere ziet er leuk uit – dat bevalt deze mens, dat juist deze twee mensen naast elkaar staan.

Een ander mens heeft het wellicht niet nodig dit goed bevallen te hebben.
Dat goed bevallen dat de ene heeft bij dit samen bij elkaar staan, heeft geheel niets te doen met de ontwikkelingsmogelijkheden van de beide anderen, want dat hebben zij niet verworven, dat zij zo naast elkaar staand de derde persoon bevallen. Dat is geheel iets anders, dat hangt enkel daarvan af, dat hij tegenover deze beide mensen staat.

Jullie zien dus, de mens vormt zich in het innerlijk, het gevoel van vreugde over het bij elkaar staan van de beiden die voor hem staan.

Het is niet bepaald wat met ontwikkeling samenhangt.

Zulke dingen zijn er in de wereld, die enkel daardoor ontstaan, dat de feiten naar elkaar worden geleid. Het gaat er niet om, dat de beide mensen door hun karma zijn verbonden.

De vreugde die ermee ondervonden wordt, dat dit bij elkaar staan en zijn zo bevalt, wij zullen dit beschouwen.

We nemen nog een ander geval. Wij nemen aan, de mens staat hier op een bepaald punt op Aarde en richt zijn blik naar in het hemelruim. Daar ziet de mens een bepaalde sterconstellatie.

Zou hij vijf stappen verder gaan, dan zou hij iets anders zien.

Dit aanschouwen roept in hem het gevoel naar voren van vreugde, wat iets geheel nieuw is. Zo maakt de mens een som van feiten door, die geheel nieuw zijn, die geheel niet door zijn eerdere ontwikkeling zijn bedongen.
Alles, wat het lelietje brengt, ligt in haar eerdere ontwikkeling bedongen. Dat is echter niet het geval met dat wat uit de omgeving op de mensenziel inwerkt.

De mens heeft een hele hoeveelheid aangelegenheden, die niets te doen hebben met eerdere ontwikkeling, maar die daardoor daar zijn, dat de mens door zekere verhoudingen in aanraking komt met de buitenwereld.
Maar daardoor, dat de mens deze vreugde heeft, is dit iets in hem geworden, is dit voor hem een belevenis geworden.

Er is iets ontstaan in de mensenziel dat niet door iets van vroeger vastbesloten is, het is wat uit het niets is ontstaan.

Zulke scheppingen uit het niets, ontstaan voortdurend in de mensenziel.
Het zijn de belevenissen van de ziel, die men niet door feiten beleefd, maar door relaties, door betrekkingen tussen de feiten, die men voor zichzelf uit wat er is, vormt.

Ik verzoek jullie, goed onderscheid te maken tussen de gebeurtenissen, die men uit feiten maakt/trekt en diegenen die de mens uit betrekkingen tussen de feiten heeft.

Het leven vervalt werkelijk in twee delen, die zonder grenzen in elkaar overlopen: in zulke belevingen, die streng door eerdere oorzaken, door karma bepaald zijn en in zulke, die niet door karma bepaald zijn, maar in een nieuwe gezichtscirkel binnentreden.

Er zijn bijvoorbeeld, hele gebieden in het menselijke leven, die onder dit hoofdstuk vallen. Nemen jullie aan, jullie horen, ergens heeft iemand iets gestolen. Nu natuurlijk is datgene, wat daar gebeurd is, deze hele daad dus, door deze of een ander karmisch proces bepaald.

Nemen we echter aan, u weet enkel van de diefstal, kent niet diegene, die heeft gestolen; deswege is het toch in de objectieve wereld een heel bepaalde persoonlijkheid, die heeft gestolen.

Van diegenen weet u niets af. Maar de dief komt niet naar u om te zeggen: <<zet mij gevangen, ik heb gestolen>> u moet dit allemaal uit indirecte feiten samenstellen, welke u het bewijs kunnen leveren, dat die of die de dief is.
Dat, wat u daar voor begrip doormaakt, of het begrijpen, heeft niets te doen met de objectieve feiten.

Dat hangt van geheel andere dingen af, ook daarvan hoe slim u bent of niet.
Dat wat u daar als het ware ‘verzint’ dat die of die de dief is, het is een proces, die geheel in, van binnen verloopt, wat wordt geleverd door wat daar uiterlijk is. In principe is alle logica iets, wat uiterlijk naar de dingen toekomt.

En alle oordelen die te doen hebben met een kwestie van smaak, alle oordelen, die wij vellen over wat mooi is, zijn zulke dingen, die meedoen. Voortdurend verrijkt de mens zo zijn leven door dat, wat niet door voorafgaande oorzaken bepaald is, wat de mens daardoor beleeft, dat hij zich die of een andere betrekking naar de dingen brengt. Wanneer wij nu snel in gedachten door het hele mensenleven heengaan en voor ogen laten treden, hoe het zich ontwikkeld heeft door oude Saturnus Zon en Maan tot aan de aardeontwikkeling toe, dan treffen wij, dat de Saturnus nog niet de reden daarvan zou kunnen zijn, dat de mens zich tegenover zulke betrekkingen kan plaatsen. Daar was enkel het nodig hebben.

Zo was het met/op de Zon en de Maan en hoe het op de Maan was met de mensen, zo is het heden nog met het dier.

Dat dier leeft enkel dat, wat door voorafgaande oorzaken bepaald is.

Geheel nieuwe belevenissen, die niet bepaald zijn door voorafgaande oorzaken heeft enkel de mens.

Daarom zijn enkel mensen in staat tot onderwijs in de ware zin van het woord.

Alleen de mens voegt toe aan dat wat karmisch bepaald is, steeds iets nieuws.

Pas op de Aarde verdient de mens de mogelijkheid, iets nieuws toe te voegen. Op of met de Maan was de ontwikkeling nog niet zo ver, dat de mens tot dat wat in de aanleg was, iets nieuws toe kon voegen.

Daar stond de mens, alhoewel hij geen dier was, op de trede van de dierlijke ontwikkeling. Er was in de mens, wat hij zich voornam, door uiterlijke oorzaken bepaald.

Maar tot op zekere hoogte is dat nog steeds zo.

Want langzaamaan sluipen naar binnen bij de mens, belevenissen, welke vrije belevenissen zijn. En des te meer als de mens op een hogere trap van ontwikkeling aanlandt.

Nemen jullie de beelden van Rafael, en bedenk, een hond staat ervoor.
Hij ziet dat, wat objectief daar is, hij ziet dat, wat daar is als het beeld zelf, in zoverre dit zinlijke objecten zijn.

Nemen jullie echter aan, een mens plaats zich tegenover deze beelden, deze ziet daar geheel iets anders erin; hij ziet, wat hij zich enkel als beeld kan vormen daardoor, dat hij zich vanuit en door eerdere incarnaties al naar hoger plan heeft ontwikkeld.

En nu neemt u een geniaal mens, bijvoorbeeld Goethe; die ziet nog veel meer, hij weet, wat het te betekenen heeft, waarom het ene zo is getekend het andere zo. Des te hoger de mens ontwikkeld is, des te meer wordt er waargenomen. Dus des te meer in zijn ziel verrijkt is, des te meer voegt hij zulke relaties van zielbelevingen toe.

Deze worden eigendom van de ziel, ze worden dat, als een soort van deposito. Dit alles is echter pas voor de mens mogelijk geworden door de Aarde ontwikkeling. Nu gebeurt echter het volgende.

De mens ontwikkelt zich op zijn wijze door de volgende tijden.

Wij weten, dat de Aarde wordt afgelost door Jupiter, Venus en Vulcanis. Gedurende deze ontwikkeling wordt bij de mensen de som van belevenissen, die dus zijn beleefd uit eerdere oorzaken, steeds groter en groter, de binnenwereld wordt steeds rijker en rijker.

Steeds van mindere betekenis wordt het hebben van dat wat hij heeft meegenomen uit oude oorzaken, van Saturnus, Zon en Maantijd.
De mens ontwikkelt zich eruit, uit de eerdere oorzaken, soort afstrippen, van al dat wat ooit werd opgenomen. Afwerpen kan je het ook noemen.

Nu komen we bij een moeilijk te begrijpen iets; de mens zal door een vergelijk gelouterd worden.

Bedenk, jullie zitten in een wagen, dit is als geschenk gekregen of georven.
U rijdt in deze wagen, een wiel van de auto raakt beschadigd.
U verwisselt het wiel. Nu heeft u een oude auto met een nieuw wiel.
Neemt u aan, na enige tijd gebeurt dit nog een keer, een tweede wiel wordt verwisseld.
Een auto met twee verwisselde wielen, nieuwere wielen.
Vervolg nog een derde keer, en vierde enz.

U kunt zich waarschijnlijk makkelijk voorstellen dat op een goede dag u werkelijke niets meer aan deze auto heeft.

Van alles is er vernieuwd. U zit er weer in, maar eigenlijk is er heel veel nieuw aan het voertuig. Een geheel nieuw voertuig.

Nu draagt u dit over naar de menselijke ontwikkeling.

Resume tijdens de Oude Saturnus periode heeft de mens gekregen de aanleg voor fysieke lichaam, en de mens heeft zich steeds verder gevormd, Oude Zon, etherische lichaam, Oude Maan, astrale lichaam, op Aarde de Ik organisatie. De mens vormt en ontwikkelt zich steeds meer. Het Duitse woord is ausbilden, wat ook als vertaling heeft ‘beschaven’. De mens ontwikkelt steeds meer in dit Ik wat nieuwe belevenissen zijn en werpt af wat als het ware geërfd is. Wat vroeger is gegeven door Oude Saturnus, Zon en Maan.
En er zal een periode intreden – dat is de periode van de Venus ontwikkeling – waar de mens alles heeft afgeworpen, wat de Goden van de genoemde drie periodes en in de 1e helft van de aardeontwikkeling heeft ontvangen, wat gegeven is. Ter vergelijking hoe onderdelen van een auto zijn vervangen.
Er is vervanging mee verbonden.

Door datgene uit wat er voorheen niet was en daaruit opgenomen.

De mens zal dus niet op Venus kunnen aankomen en zeggen:

Nu is alles nog in mij van Oude Saturnus enz. want dat is allemaal afgestript of men heeft zich ervan ontdaan.

Het komt erop neer dat aan het einde van de ontwikkeling, is dat wat er dan is, niet datgene wat gegeven is, maar dat de mens voor zichzelf heeft uitgewerkt, gevormd vanuit het niets.

Daar of dat is nu het derde, wat erbij hoort of wat ernaast komt bij evolutie en involutie. De schepping uit het niets.

Dit moeten wij onder ogen zien, wanneer wij de hele grote en de majesteit van de menselijke ontwikkeling onder ogen willen zien.

En zo kunnen jullie begrijpen hoe de Goden ons eerst als vaartuig gegeven hebben deze eerste drie lichamen (fysiek, etherisch, astraal), hoe zij steeds meer en meer dit voertuig hebben opgebouwd en ons dan de bekwaamheid hebben gegeven om dit vaartuig te overwinnen, in vergelijk met de auto, de onderdelen te vervangen.

Omdat de Goden ons stuk voor stuk naar hun evenbeeld willen maken, tot dat, wat zich laat zeggen als:

Mij is de aanleg gegeven tot dat, wat ik zal worden, maar vanuit deze aanleg heb ik mij een nieuwe wezenheid geschapen.

Dat, wat de mens dus in verre toekomst als een groots wonderbaar ideaal zogezegd in het oog krijgt, niet enkel het bewustzijn van zijn zelf te hebben, maar het bewustzijn van de schepping zijn zelf te hebben, dat hebben grote, hogerstaande Geesten al eerder ontwikkeld. En dat, wat de mens pas in een verre toekomst zal beleven, dat ontwikkelen bepaalde geesten, die bij onze ontwikkeling voorheen betrokken waren, nu al in deze tijd.

Wij hebben gezegd, dat gedurende de Saturnus ontwikkeling de Tronen datgenen hebben uit laten stromen, wat wij noemen, de mensheidssubstantie en dat erin gieten dat hebben de Geesten van Persoonlijkheid (Archai) gedaan, wat wij de krachten van de persoonlijkheid noemen. Maar de Geesten van de Persoonlijkheid, die toenmaals machtig genoeg waren, hun persoonlijkheidskarakter te schenken in dit van door de Tronen uitstromende substantie, dit betekent dat deze geesten hoger en hoger klimmen of stijgen.

Heden zijn zij zo ver, dat zij voor hun verdere ontwikkeling geen fysieke substantie meer nodig hebben. Zij hebben op Oude Saturnus gebruikt, om over het algemeen te kunnen leven, toen hebben zij de fysieke Saturnus substantie gebruikt, die tegelijk de aanleg was voor/tot de menselijke substantie. Op de Oude Zon hebben ze gebruikt de etherische substantie en deze uitgegoten in het etherische lichaam van de mensen. Op Oude Maan de astrale substantie en hier op Aarde gebruiken zij ons Ik. Maar nu zullen ze blijven nodig hebben, dat wat dit Ik Zelf -ontwerpt, vormgeven aan- wat de mens uit zijn zuivere verhoudingen -nieuw- schept, dat wat niet meer fysiek, etherisch of astraallichaam is en niet meer is als dat en ook dat Ik, maar dat wat van Ik uitgaat, wat er wordt voortgebracht.

Dat zullen de Geesten van de Persoonlijkheid gebruiken en ze gebruiken het heden al, om daarin te leven.

Ze hebben op Oude Saturnus geleefd in dat wat heden ons fysieke lichaam is, op Oude Zon in dat wat ons etherisch lichaam is en op Oude Maan wat heden ons astraallichaam is.

Sinds het midden van de Atlantische tijd zijn ze begonnen te leven in dat, wat de mensen uit hun Ik als een hoger iets kunnen voortbrengen. Wat brengen mensen uit hun hoger Ik voort?

Drieërlei. Als eerste, wat wij noemen het wettelijke denken, ons logische denken. Het is iets wat de mens toevoegt aan de dingen.

Wanneer de mens niet enkel verder kijkt en ziet en denkt dan dat, niet enkel waarneemt, wanneer de mens niet enkel de dief naloopt, om de dief te vinden, maar dus, dat wat zich aan hem de wetmatigheid van de waarneming als resultaat tot gevolg heeft, dat dit gedachten maakt, die niets met de dief te doen hebben, maar toch de dief in hechtenis brengen, dan leeft de mens in logica, de ware logica.

Deze logica is iets, wat door de mens naar de dingen toekomt.

Doordat de mens zich overgeeft aan deze ware logica, dat is creërenvan het Ik over zichzelf. Als tweede doet dit Ik als creëren over zichzelf, doordat het ontwikkelt welgevallen en mishagen aan of via het mooie, verhevene, humoristische, kosmische, kort door dat, wat de mens zelf voortbrengt.

Als we zeggen, de mens ziet daarbuiten in de wereld iets, dat komt de mens voor als dom. Er wordt over gelachen. Dat erover wordt gelachen hangt geheel en al niet van karma af. Er zou een dwaas langs kunnen komen en waar jij als mens om lacht, is of lijkt voor hem/haar slim. Dat is iets wat zich uit de eigenaardige positie van iemand zelf als resultaat zich voordoet.

Of we zeggen, de mens ziet een held, waar de wereld als het ware op af stormt, dit aanvankelijk overleeft, maar uiteindelijk toch tragisch vergaat.
Dat wat de mens zo ziet en daar is, dat is door karma bestemd, wat de mens echter als tragisch gevoel daarbij beleeft, dat is nieuw.

Noodzakelijkheid van denken, is het eerste, welgevallen en mishagen is het tweede. Het derde is de kunst, hoe de mens zich als het ware geduwd voelt te handelen onder invloeden van verhoudingen. Ook dat is niet enkel bedongen door karma.

Dit hoe de mens zich geduwd voelt te handelen, zonder de relatie e.d. tot de kwestie. We nemen aan, twee mensen zouden aan de ene kant zo worden geplaatst dat hun karma hen zou bepalen om samen iets te doen.
Maar tegelijk is de ontwikkeling van de ene verder voortgeschreden als die van de ander.

Rudolf Steiner probeert uit te leggen dat degene die verder is in ontwikkeling eerder is voldaan, klaar ermee (als van een maaltijd) en de andere bewaart het voor later. De ene zal hartgoed of hartwarmte ontwikkelen de andere zal niet meevoelen.

Dat is iets nieuws, wat tot ontwikkeling komt. De mens moet niet toestaan alles als voorwaardelijk te beschouwen, want het hangt ervan af, of wij ons met onze handelingen door de wetten van gerechtigheid en billijkheid laten sturen of niet.

Er komen altijd nieuwe dingen naar de moraliteit toe, qua natuur van onze plichtsvervulling en in ons morele oordeel.

In dit morele in het bijzonder daarin ligt/schuilt, het derde, waardoor de mens boven zichzelf uitstijgt, waardoor zich het Ik steeds meer verhoogt.
Dat is wat het Ik in onze wereld op Aarde erin creëert. En dat vergaat niet wat zo wordt gecreëerd., in de Aarde.

Wat mensen -erin- scheppen van tijdperk na tijdperk, eeuw na eeuw aan gebeurtenissen van het logische denken, het esthetische oordelen, de plichtsvervulling, dat vormt een voortgaande stroming, welke als het ware afgeeft, de materie en de substantie. Waarin zich de Geesten van de Persoonlijkheid inbedden in hun huidige ontwikkeling. Zo leven zij hun leven, zo ontwikkelen zij zichzelf verder. En terwijl zij zich ontwikkelen, kijken ze naar beneden deze Geesten van de Persoonlijkheid en vragen zich voortdurend af: geef jij of jij of jullie mij ook iets wat ik kan gebruiken voor mijn ontwikkeling? En des te meer de mens aan gedachteninhoud, gedachtenrijkdom ontwikkelt, des te meer de mens probeert, het esthetische oordeel te verfijnen, zijn plicht te vervullen over dat, wat resulteert in karma of verder voortbrengt, gaat over eruit komen, des te meer ‘voeding’ hebben de Geesten van de Persoonlijkheid, des te meer offeren wij aan hen, des te meer dichter van lichaam worden deze Geesten van de Persoonlijkheid.

Waar staan zij voor, deze Geesten van de Persoonlijkheid?

Iets wat men in de menselijke wereldaanschouwing noemt een abstract begrip: de tijdgeest, de geest van de diverse tijdperken.

Voor diegenen die op de bodem van de geestelijke wetenschap staan, is deze tijdgeest een werkelijke wezenheid.

De Geesten van de Tijd, die niets anders zijn dan de Geesten van de Persoonlijkheid, door de tijden.

Wanneer wij terugkijken in oude tijden, de Indische, de Perzische, die van Chaldea en Babylonië, Grieks en Latijns tot in de tijd van ons, dan treffen wij, dat zich, afgezien van naties, afgezien van alle andere verscheidenheden van de mensen, het verandert zich steeds, wat wij noemen de Tijdgeest.

Men dacht anders en men voelde anders dan voor vijfduizend of drieduizend geleden, dan zoals in het heden.

En daar wat daar als het ware wandelt, dat zijn de Geesten van de Tijd of Geesten van de Persoonlijkheid, wanneer wij spreken ten behoeve van de Spirituele wetenschap.

Deze Geesten van de Persoonlijkheid maken een ontwikkeling door in het bovenzinnelijke op die manier, zoals het mensengeslacht op Aarde in het zinnelijke. Maar dat, wat het mensengeslacht naar binnenin ontwikkelt in het bovenzinnelijke, dat is als spijs en drank voor de Geesten van de Persoonlijkheid, dat wordt genoten.

In een tijd, een periode, waarin de mensen zouden leven zonder ontvouwing van gedachtenrijkdom, zonder welbehagen of mishagen, zonder plichtsgevoel, dat uitgaat boven enkel de karmische drijfveer, in zulk een tijd zouden de Geesten van de Persoonlijkheid niet te eten hebben en zouden mager worden. Zo staat ons leven in betrekking tot zulke wezens, die onzichtbaar ons leven doorweven en doorleven.

Ik heb tegen jullie gezegd, dat de mens nieuw toevoegt aan de ontwikkeling, als het ware toevoegt, schept aan involutie en evolutie, uit het niets. Dat de mens echter niets uit het niets kan scheppen, wanneer de mens niet voordat oorzaken zijn ondervonden, waarin de mens zich ingeplaatst heeft als in een vaartuig. In de ontwikkeling van Oude Saturnus is dit vaartuig aan de mens gegeven worden; stuk voor stuk wordt overboord geworpen en ontwikkelingen in de toekomst vindt zo plaats.

De mens moet hiervoor echter de basis hebben ontvangen en als aan de mens dit niet zou zijn verschaft door de Goden, zou er niets hebben uitgevoerd kunnen worden. Dat de verhoudingen tot de omgeving op ons zo in zouden kunnen werken, dat dit werkelijk vruchtbaar is voor verdere ontwikkeling, dat hangt, hangt af van zo’n gebeurtenis, van een goede – men zou kunnen zeggen, als een eerstesteenlegging- een goed fundament.

Want wat is daardoor mogelijk geworden, dat de mens nieuw kan scheppen uit de verhoudingen, dat de mens de betrekkingen, waarin de mens is geplaatst, tot een fundament kan maken voor nieuwe dingen, die hij/zij zelf schept, dat de mens in staat gesteld is geworden, iets te denken, wat boven dingen uitgaat, die de mens beleeft in de omgevingen, om dat meer aan te voelen, wat als zuiver objectief voor de mens staat?

Wat is daardoor geworden, dat de mens in staat is, boven dit duwende karma uit te werken en te leven in de plicht van de waarheid, billijkheid en hartgoed > door en door goed?

Doordat de mens in staat gesteld is geworden, logisch te denken, manieren van denken te trainen, is mede geschapen de mogelijkheid tot vergissing. Daardoor dat de mens -het bevalt mij goed- kan vinden bij het mooie, is ook de mogelijkheid geschapen, dat de mens kan invoegen, het hatelijke, het vieze van de wereldontwikkeling.

Doordat de mens in staat is, boven het naakte karma uit, zich tot het begrip van een plicht aan te zetten en ook te vervullen, dat betekent dat ook de mogelijkheid tot het boze, plichtsverzuim is geschapen.

Zo is de mens juist daardoor, dat hij/zij de mogelijkheid heeft om uit ontblote verhoudingen te scheppen, geplaatst geworden in een wereld, waarin de mens ook kan scheppen en weven aan dat wat geestelijk aan de mens is, in dit geval dat vergissing, hatelijkheid en het boze intreden kan doen.

Heeft te maken met keuzemogelijkheden.

Er moest nu niet enkel de mogelijkheid geschapen worden, dat de mens vanuit deze verhoudingen over het algemeen schept, maar er moest ook de mogelijkheid gegeven worden, dat de mens vanuit deze verhoudingen door worstelen en streven geleidelijk aan het juiste, het mooie schept, geleidelijk aan deugden schept, die werkelijk verder leiden in de ontwikkeling.

Het scheppen vanuit verhoudingen noemt men in de christelijke esoterie, het scheppen in de geest. En het scheppen op en vanuit juiste, mooie en deugdzame verhoudingen noemt men in de christelijke esoterie De Heilige Geest. De Heilige Geest zegent de mensen, wanneer de mens in staat is, vanuit het niets het juiste of ware, het mooie of schone en het goede te scheppen.

Daarmee echter dat de mens tot de staat is geworden, ten behoeve van de Heilige Geest te scheppen, moest aan de mens eerst het fundament worden gegeven, als voor als het scheppen uit het niets.

Dit fundament is aan de mens gegeven doordat Christus in onze evolutie is binnengetreden. Doordat de mens op de Aarde de Christus gebeurtenis zou kunnen beleven, werd de mens bekwaam, op te klimmen of omhoog te gaan tot het scheppen in de Heilige Geest. Zo is Christus zelf, diegene die de meest eminente, het meest diepe fundament schept. Wordt de mens zo, dat hij standvastig staat op de bodem van de Christus belevenis, dat dit het voertuig of vaartuig is, waarin de mens zich begeeft, om zich verder te ontwikkelen, dan zendt Christus de mens de Heilige Geest en de mens wordt bekwaam, ten behoeve van de verdere ontwikkeling Waarheid, Schoonheid en Goedheid te scheppen.

Zo zien wij hoe geleidelijk als laatste afsluiting van dit, wat bij de mens is ingeprent door Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan, dat op de Aarde de Christus gebeurtenis is gekomen, welke de mens het hoogste heeft gegeven, wat de mens bekwaam maakt, tot in het perspectief van de toekomst te leven en steeds meer te scheppen uit de verhoudingen, uit dat, waar niet daar en niet daar is, maar dat ervan afhangt, hoe de mens zich plaats tegenover de feiten in zijn omgeving, wat in de meest omvattende zin of wijze, de Heilige Geest is. Dat is wederom zulk een aspect van de Christelijk esoterie.

De Christelijke esoterie hangt samen met de diepste gedachten die de mens kan hebben voor alle ontwikkeling, met de gedachten van de schepping uit het niets.

Derhalve zal elke ware ontwikkelingstheorie nooit de gedachten, het idee van de schepping uit het niets kunnen laten vallen.

Laten we aannemen, er zou enkel zijn evolutie en involutie, dan zou er een eeuwige herhaling zijn, zoals bij planten het is, dan zou in de Vulcanis periode enkel datgene zijn, wat op Oude Saturnus het begin heeft genomen.
Zo echter komt naar de evolutie en de involutie de schepping uit het niets eraan toegevoegd, de schepping uit het niets en het komt erin midden in onze ontwikkeling.

Nadat Oude Saturnus, Oude Zon en Oude Maan vergaan zijn, treedt op, op de Aarde de Christus als het grote verrijkingselement, welke bewerkt dat op Vulcanis iets geheel nieuw daar is, iets, wat er nog niet was op Oude Saturnus.

Diegene, die enkel spreekt over evolutie en involutie, die zal over de ontwikkeling zo spreken, als dat zich alles enkel zou herhalen zoals in een kringloop. Zulke kringlopen kunnen echter de evolutie van de wereld nooit echt verklaren.

Enkel wanneer wij tot evolutie en involutie, scheppen uit het niets erbij nemen, welke de verhoudingen die er zijn, er nieuwe bijvoegt, dan komen we tot een werkelijk begrip van de wereld.

De lagere wezensheden nemen hier slecht een nadering toe, tot dat wat wij noemen de schepping uit het niets.

Een lelietje wordt altijd weer een lelietje van dalen.

De tuinman zou er wat aan toe kunnen voegen vanaf buiten, waarop deze bloem nooit uit zichzelf toe zou zijn gekomen.

Dan heeft dat gegeven iets wat ten behoeve van het lelietje, het wezen ervan, een schepping uit net niets zou zijn.

De mens zelf is echter in staat zich in te voegen in deze schepping uit het niets.

De mens zal pas dan daartoe in staat zijn, dat de mens zich deze vrijheid van het zelfscheppen door de meest vrije daad, die zijn voorbeeld kan worden, omhoog verheft.

Wat is de meest vrije daad?

De meest vrije daad is deze, dat het scheppende wijze woord van ons Zonnesysteem zelf in zich heeft ingesloten, in een mensen lichaam in te voegen, erin te gaan, en aan de ontwikkeling van de Aarde deel te nemen door een daad, die niet in een voorgaand karma of door voorgaand karma aanwezig is.

Toen Christus besloot om in een mensenlichaam te gaan, werd Christus niet gedwongen door een voorgaand karma, hij deed dit als een vrije daad, die enkel werd gefundeerd door voorbeschouwing van de toekomstige menselijke ontwikkeling, die daar echter voorheen nog nooit geweest was, die eerst (pas) in hem ontstond als een gedachte vanuit het niets, voorbeschouwing/prognostisch.

Het is een moeilijke gedachte, maar de christelijke esoteriek zal dit nooit negeren en alles berust erop, dat men de gedachte(n) van de schepping uit het niets voor de evolutie en involutie erbij mag voegen.

Dan echter, wanneer men dat kan, krijgt men mede grote levensidealen, die zich wellicht niet over zulke breedtes uitstrekken, die men als kosmische afstanden kan kenmerken, maar die in principe tamelijk sterk samenhangen met de vraag: waarom verenigen wij ons bijvoorbeeld tot een antroposofisch gezelschap?

Daar moeten wij om dat juist te begrijpen, wat de zin is van dit antroposofisch gezelschap, nog eenmaal teruggrijpen op de gedachten, dat wij werken voor de Geesten van de Persoonlijkheid ofwel Tijdgeesten.

De mens wanneer hij/zij door geboorte wordt ingeboren in deze wereld, wordt allereerst door de opgroei, door de meest uiteenlopende omstandigheden; deze werken in op de mens en vormen de eerste voorloper van zijn zelfscheppende werkzaamheid.

Wanneer de mensen er eenmaal helder over zijn of zullen worden, hoe werkelijk deze voorloper, want het is een eerste stap, is, hoe de mens door de geboorte hier of daar wordt geplaatst en dat het daadwerkelijk een grote suggestie is, hoe de verhoudingen op de mens inwerken. Proberen wij ons voor te stellen, hoe het geheel anders met de mens gesteld zou zijn, wanneer deze bijvoorbeeld in Constantinopel of in Rome of in Frankfurt geboren zou zijn.

Daardoor zijn er de diverse plaatsingen, ook qua religie enz.

Nu, we nemen aan, wanneer er een klein radertje in de karmisch wielcontext zich gedraaid zou hebben en iemand is in Constantinopel geboren, want zou er dan gebeurd zijn?

Het is een voorbeeld, hoe suggestief de verhoudingen van de omgeving op de mens kan inwerken.

De mens kan echter uittreden uit dit enkel suggestieve van de verhoudingen en zich verenigen met andere mensen door de mens zelf verkozen en geziene principes. De mens zegt tegen zichzelf:

Nu weet ik waarom ik met andere mensen samenwerk. Daardoor ontstaan vanuit menselijk bewustzijn, zulke gezelschapsverbanden.

Waarin materiaal wordt geschapen voor de Geesten van de tijd, van de persoonlijkheid. Nu is erin zulk een verband, het antroposofisch gezelschap, waar op fundament van broederschap deze samenhang werd geschapen.
Dat betekent niets anders dan, zoals eenieder zo aan dit verband schept, dat de mens zich in het kleine goede eigenschappen toe-eigent, waardoor de mens een weerspiegeling wordt van de hele samenleving. Dus al wat de mens ontwikkelt aan gedachten, gevoelsrijkdom, aan deugden door het gezelschap, dat de mens als voeding, aanreikt of toereikend is naar/voor de Geesten van de Persoonlijkheid.

Zo is in zulk een gezelschap dat verenigd wat menselijk samenleven schept, tegelijkertijd met het principe van individualiteit.

Iedere individueel wordt door zulk een gezelschap bekwaam gemaakt, dat wat het naar voren brengt, als offer te brengen aan de Geesten van de Persoonlijkheid. En iedereen bereidt zich voor op het standpunt, wat het meest geavanceerde inneemt, die zich door scholing van het geestelijke zo ver heeft gebracht, dat diegeen ideaal als volgend in gedachten komt:

Wanneer ik denk, dank ik niet, om mij te bevredigen, maar ik denk, dat daarmee de Geesten van de Persoonlijkheid hun voeding eruit kunnen halen. Ik leg daar op het offeraltaar voor de Geesten van de Persoonlijkheid mijn beste, mijn mooiste gedachten en wat ik voel, dit gevoel komt niet vanuit egoïsme, maar ik voel, omdat dit voeding zal zijn voor de geesten van de persoonlijkheid.

En wat ik als deugden kan uitoefenen, ik oefen het niet uit om dit of dat te doen laten gelden, maar om als offer te brengen.

Wat nodig is als voeding voor de Geesten van de Persoonlijkheid.

Daarmee hebben wij als het ideaal voor ons geplaatst diegenen, die wij daar noemen als meester van wijsheid en van samenklank van gewaarwordingen. Want zo denken zij en bereiden voor elke ontwikkeling van de mensen, die de mensen steeds meer daartoe brengen zal, nieuw en steeds nieuw te scheppen en als laatste een wereld van werkingen te ontwikkelen uit welke oude oorzaken zijn verdwenen, uit welke een nieuw licht straalt over de toekomst.

De wereld is niet onderworpen aan een voortdurende wijziging, in welke ze geheel andere vormen aanneemt, maar het oude, dat vervolmaakt zich en dit verbeterde oude wordt het voertuig of vaartuig voor het nieuwe. Dan wordt dit weliswaar afgeworpen, verdwijnt in het niets, daarmee uit dit niets een nieuw tevoorschijn komt. Dat is de grote geweldige gedachte van voortschrijden, het nieuwe en steeds nieuw kan ontstaan.

De werelden zijn echter op zich gesloten, en jullie hebben juist naar voorbeeld zoals door mij gebruikt, gezien, dat derhalve toch van een werkelijk vergaan niet kan worden gesproken.

Er is aangetoond, hoe de Geesten van de Persoonlijkheid aan de ene kant hun werking op de mensen verliezen en aan de andere kant, hun ontwikkeling weer opnemen, zo dat wij te doen hebben met een wereld, die zich steeds verjongt, maar waarvan wij zouden kunnen zeggen: dat wat wordt afgeworpen, dat zou verhinderen, om verder te schrijden, en daar wordt een ander gegeven, daarmee diegene zijnerzijds weer verder kan gaan.

Niemand zal geloven, iets in het niets te moeten laten zinken, omdat diegene de mogelijkheid heeft ingegeven gekregen, uit het niets daarvan uit op te bouwen. Dat echter, dat op de Vulcanis als een nieuw zich zal bewijzen, zal steeds weer nieuwe vormen bouwen of construeren en het oude afwerpen en als het wordt afgeworpen, dit zal zijn eigen weg zoeken.

Evolutie en involutie en schepping uit het niets, dat zijn drie begrippen, door welke wij ons de ware ontvouwing, de ware evolutie van de wereldverschijningen in orde brengen zullen.

Enkel daardoor komen wij oprecht tot begrippen, die de mensen de wereld zullen verklaren en de mens gevoel van innerlijkheid zullen geven. Want wanneer de mens zichzelf zou moeten zeggen, hij kan niets anders dan scheppen wat als oer oorzaak in de mens is aangelegd, enkel dat kan de mens als werkingen uitleven, zo kon het dus zijn kracht niet stelen en zijn hoop niet ontsteken in dezelfde mate, als wanneer hij zichzelf kan zeggen:

-Ik kan levenswaarden scheppen en tot dat wat mij als fundament gegeven is, immer iets nieuws toevoegen; het oude zal mij volstrekt niet hinderen, nieuwe bloei en vruchten te scheppen, welke in de toekomst overleven-. Dat is echter een deel van dat wat wij zo zouden kunnen karakteriseren dat wij zeggen: de antroposofische wereldaanschouwing schept levenskrachten voor de mensen, levenshoop, levensvertrouwen, want het toont de mens dat hij/zij kan meewerken in de toekomst aan de dingen, die heden niet allen in de schoot van oorzakelijkheid liggen, maar in het niets, ze stelt de mens in vooruitzicht, dat hij/zij in de ware zin van het woord, van Schepsel tot Schepper er doorheen werkt.

Meer toelichting over Antroposofie en Dharma volgens Boeddhisme.

Dharma volgens Boeddhisme;

Ontstaan in het oriëntale deel van planeet Aarde.
Boeddhisme gezien als een levensbeschouwing.
Er wordt uitleg doorgegeven zoals de innerlijke natuur, de elementen ervan van de kosmische orde en heilige zaken en handhaving hiervan.
Leringen volgens Boeddha zijn hierop van toepassing.
Inzicht bedoeld als manifestatie van de Universele waarheid, met toegevoegde woorden, voor de praktische toepassing van deze waarheid volgens Boeddhisme en met de verbinding van het mens zijn en doel van leven op planeet Aarde en verder.
Ontwikkelen van bewustzijn en bevrijden.

Antroposofie, Rudolf Steiner;

Onder Antroposofie versta ik een wetenschappelijke onderzoek van de Spirituele wereld, welke de eenzijdigheden van alleen maar inzicht, erkenning, besef, bewustzijn van de natuur als het ware doorziet, er doorheen kijkt, zoals degenen gewoonlijk met muziek omgaan en die voordat zij pogen, in de bovenzinnelijke wereld binnen te dringen, in de erkennende ziel, worden eerst de krachten ontwikkeld die in het gewone bewustzijn en in de gewone wetenschap nog geen activiteit hebben, welke zulk een binnendringen of binnengaan mogelijk maken.

Bronnen:

Rudolf Steiner: GA 107, GA 35.

https://www.rudolf-steiner.com

https://rsarchive.org

https://anthrowiki.at/Anthroposophie

https://www.youtube.com/watch?v=N93IvR45D80

Surrender Yourself to the Present Moment | Dharma Talk by Thich Nhat Hanh, 2004-01-14Plum Village

https://plumvillage.org/nl/thich-nhat-hanh/

https://www.ksart.nl/term/dharma

https://www.dharma-lotus.nl/wiki/index.php?title=Dharma

 

Er wordt geen aanspraak voor bovenstaande op auteursrechten gemaakt.
Afbeeldingen zie onderstaand.

 
Afbeelding Lelietje van Dalen uit Public Domain Pictures
De afbeelding van een mens is van werk van Liane Collot d’Herbois.
Afbeelding voorafgaand aan Evolutie, Involutie, scheppen uit het niets;
Eerste Goetheanum, kunst aan het begin van een trapleuning.
Overige tjelpanja.

Overige tjelpanja ©, zie overige website.

Geef een reactie