Vertalingen van werk van Rudolf Steiner

VIJF RUDOLF STEINER VERTALINGEN

Vertaald in de eerste zes maanden van het jaar 2024.
Ze staan onder elkaar, de volgorde:

De Oorsprong van het Lijden

De Oorsprong van het Boze

Hoe begrijpt men ziekte en dood

Meditatieve overwegingen en leidraden voor de verdieping van de geneeskunst. (Oversteken van de Maan naar Mercurius)

De Liefde en haar betekenis in de wereld.

Geen claim op auteursrechten van het werk van Rudolf Steiner.
De vertalingen zijn wel mijn manier van het vertalen van Rudolf Steiner zijn werken. Daar ben ik aanvang 21e eeuw mee begonnen en langzamerhand erin gegroeid en ontwikkeld.
Het heeft geen bedoeling voor commerciële doeleinden, het gaat om te delen en om leven ook als mens zijn op Aarde, te helpen en eraan bij te dragen, in de hele veel grotere samenhang.

Over de gebruikte afkortingen GW: Geestelijke Wetenschap/ FL fysieke lichaam / AL Astrale lichaam / EL Etherische lichaam

Enige toelichting over het woord Erkenntnis; (divers toegepast)

Daar zijn meerdere vertalingen op van toepassing, in principe toont het juiste zich in gebruik door datgene waar het overgaat, soms is het allemaal tegelijk van toepassing.
 
Erkenning, besef, inzicht en bewustzijn, wellicht begrip.
 
Zo ook erkennen; Herkennen, inzien, beseffen, onderscheiden.
Als handelsterm; Crediteren, cohabiteren, bekennen

Gerechtelijk; veroordelen, vonnissen

Twee afbeeldingen:
Afbeelding arceerwerk (deel): A. Turgenieff
De andere afbeelding is een foto door mij gemaakt in Clingendael Den Haag.

Anja Tjelpa

Geplaatst op de website 14 juni 2024.
Voor website bewerkt door Anja, met medewerking van Michael en Paul, dierbaren.

En je doet het nooit alleen en daarvoor:
Dankbaarheid in grote omvang omringd door Liefde.

Voor gebruik van alle materiaal van website tjelpanja, lees pagina “overige”.

DE OORSPRONG VAN HET LIJDEN uit GA 55
Berlijn, 8 november 1906

Uit een serie van drie, zie de eerste woorden.

Meer nog dan de andere voordrachten van de wintercyclus, is er samenhang in de volgende drie: die van vandaag, over de oorsprong van het lijden, degene daarna, de oorsprong van het boze, en de derde, hoe begrijpt men ziekte en dood. Maar ieder voor zal iedere voordracht zogezegd afgesloten zijn en begrijpelijk.

Wanneer de mens het leven om zich heen beschouwd, aan zelfbeschouwing doet, en de betekenis van het leven bij zichzelf wil onderzoeken, dan treft men een eigenaardige, voor een deel waarschuwende, voor een deel raadselachtige, Wachter op de Drempel voor de poort van het Leven; het lijden. Het lijden, dat aan de ene kant nauw verbonden is, met dat wat we in de komende voordrachten over boos en ziekte en dood zullen beschouwen. Menigmaal verschijnt dan aan de mens, wat zo diepgaand het leven aangrijpt, wat in samenhang schijnt te zijn met de allerhoogste vragen over het leven.

Vandaar dat de vraag naar of over het lijden, een der meest wezenlijke, essentiële, wereldaanschouwingen sedert lange, lange tijden van het mensengeslacht is en steeds, wanneer men probeert het leven in te schatten, de zin van het leven te erkennen, voor alles wat men wil erkennen, wellicht herkennen, welke rol het leed, de pijn speelt in het menselijke leven.

Als een rustverstoorder verschijnt het leed temidden van het vrolijke leven, het verschijnt als een soort vermindering van levenslust en levenshoop.

Juist diegenen, welke de waarde van het leven in levensvreugde zoeken, die er alleen maar lijken te zijn voor levensvreugde, hebben deze rustverstoorders, leed en pijn, het meest ondervonden.

Hoe zou het anders te verklaren zijn, dat bij een volk dat zo in levensvreugde opgaat, zoals het bij de Grieken was, een uitspraak opduikt als een donker punt aan de sterrenhemel (wat over een zwartgat?) bij de schoonheid van de Grieksheid. Het gaat over de uitspraak van de wijze Silenen in het kielzog van Dionysos: Wat is voor de mensen het beste?

En dan…
Het beste voor de mensen is om niet geboren te zijn en wanneer de mens is geboren, dan is het beste als tweede, spoedig na de geboorte te sterven.

Wellicht is het u bekend dat Friedrich Nietzsche, zoekende naar het begrip van de geboorte uit de geest, de tragedie en om de oude Griekse levenswijsheid te begrijpen, hier aanknoopte, om te tonen, hoe op grond van de Griekse levenswijsheid en kunst, het leed en het misleiden van de mensen over het leed en over dat, wat ermee samenhangt, een rol van betekenis speelt. Nu treffen wij ook een andere, nauwelijks jongere zin/stelling uit de Grieksheid. Een korte uitspraak, welke ons tegelijkertijd toont, hoe op zekere wijze, wederom vanuit de Grieksheid, een erkenning schemert, dat het lijden en de pijnen van de wereld niet enkel een noodlottige rol spelen.

Het gaat om de uitspraak door Aeschylus (tragediedichter), dat uit lijden erkenning groeit, inzicht, besef en heel belangrijk, bewustzijn.

Daar worden twee dingen samengebracht, waar zonder twijfel een groot deel van de mensheid deel van uitmaakt, het gaat over – op z’n Hollands dat kunnen we missen als kiespijn-. Terwijl het andere, het tweede, erkenning-inzicht-besef-bewustzijn, als het hoogste goed van het leven wordt beschouwd.

Het leven en het leed, op zijn minst het leven van de huidige mensen en de hogere wezens op onze Aarde globe, diep verweven zijn, dat heeft men vanaf oudsher gelooft, inzien te moeten. (Letterlijk vertaald)

Dus we staan niet enkel bij een uitgangspunt van de Bijbelse Scheppingsmythe, Erkenning van Goed en Kwaad, of Boos en Leed.

Innig met elkaar verbonden. Maar we zien, kunnen ook de andere kant, het gaat over inzien, vanuit Oude Testament, Rudolf Steiner spreekt over een donkere beschouwing van het lijden vanuit een helder, iets vol van licht, aanbreekt, dat in ieder geval aan het doen is.

Als wij dus een kijkje nemen in het Oude Testament, als een rondvaart en de mythe van het scheppingsverhaal in relatie met deze vraag volgen, dan wordt het helder voor ons, dat men binnenin deze wereldaanschouwing Lijden en Zonden tezamen heeft gebracht. Men zag dit in als gevolg van.

Bij huidige manier van denken, die zelfs wanneer men dit niet oprecht wil, de materialistische opvatting over de wereld benadert, begrijpt men niet gemakkelijk meer hoe men in de zonden de oorzaak van lijden kan zoeken.

Maar wanneer wij onderzoekers zijn van de geest en wanneer wij kunnen leren om ons -in te denken- in vroegere perioden, dan zullen wij inzien, dat het niet geheel onzinnig is, om samenhang te geloven van dien aard.

En de volgende voordracht zal ons tonen, dat er een mogelijkheid zich voordoet, een samenhang tussen boos/kwaad en het leed in te zien.

Doch, om het lijden vanuit oorzaken te verklaren, bleek een onmogelijkheid voor de visie van het oude jodendom.

Zo kunnen we inzien, wellicht aanvoelen, temidden van deze aanschouwing, wat leed en zonden in samenhang brengt, Rudolf Steiner spreekt dan over de merkwaardige gestalte van Job (Duits Hiob). Deze gestalte, die ons toont, of ons wil tonen, hoe lijden en onnoemelijke pijnen met een volkomen onschuldig leven kunnen samenhangen, dat dit als onverdiend kan bestaan.

In het bewustzijn van dezen eigenaardige tragische persoonlijkheid van Job, zien wij toch iets anders schemeren, een andere samenhang van leed en pijn, een samenhang met verdeling van de mensen.

Het leed verschijnt ons daar als een beproeving (onderzoek), zelfs als een wortel voor opklimmen naar hogere ontwikkeling.

Daardoor behoeft dit lijden, in de zin van of uitdrukking van, de Job tragedie, geenszins zijn oorsprong in het boze te hebben. Maar het kan zelf de eerste oorsprong zijn, zodat wat eruit voortkomt, een meer perfecte fase van menselijk bestaan, menselijk leven weergeeft op deze manier.

Dit alles heeft nogal een afstand via ons huidige denken en het bredere publiek of grotere massa, en kan zich hierin moeilijk vinden.

Wat kennelijk nodig is, is terugdenken aan, en jullie, ieder wil inzien of gaan inzien, dat wat met volkomen te doen heeft en leed, vaak voor uw ogen samengebracht verscheen, en dat er altijd één is in de mensheid bewustzijn van de samenhang tussen lijden en perfectie.

Dit bewustzijn zal zijn als een verheffer, of het tilt ons eroverheen, wat wij heden in de betekenis van geestonderzoeken, te doen staat als beschouwingen, het gaat over de samenhang tussen lijden en geestelijkheid.

Herinnert u zichzelf eraan, hoe een held in een tragedie u voor ogen kwam te staan. Door lijden en strijd gecombineerd met lijden, leidt de dichter ons, met woorden en wederom gaat het over helden.

En wanneer er dan tot het punt wordt gekomen, dat pijn de hoogste top bereikt en in het einde aansluiting vindt bij het fysieke lichaam, dan leeft in de ziel van de toeschouwers/aanschouwers niet enkel medeleven met de tragische held, niet enkel de droefenis erover, dat zulk een lijden, zoals het zich heeft afgespeeld, mogelijk is, maar er plaats zich iets uit, dat de mens door de aanblik ervan verheven, of opgetild wordt, als een soort bouwwerk.

Het gaat over dat mens het leed kan zien ondergaan in dood en dat uit de dood zich de zekerheid als uitkomst heeft gereflecteerd, dat er een zegen is over pijnen en lijden, ja zelfs over de dood.

Door niets kan deze opperste overwinning van de mens, deze overwinning van zijn diepste krachten en drijfveren, deze overwinning van de edelste drijfveer van zijn natuur, zo subliem worden gepresenteerd dan door middel van tragedie.

Wanneer het bewustzijn van deze zegen van beleving van lijden en pijnen voorbij is gegaan en wij zulke feiten, die zich bijvoorbeeld voor de ogen van de toeschouwers in theater kunnen afspelen, opkijken naar dat wat een groot deel van de huidige mensheid nog steeds als het hoogste van alle historische ontwikkelingen ondervindt, wanneer wij opkijken naar de gebeurtenis, die onze tijdtelling in tweeën heeft gedeeld, kijken naar de verlossing door Christus Jezus, dan kan het ons opvallen, dat een van de grootste opstandingen, een van de grootste bouwwerken en hoop op overwinning die ooit wortel heeft geschoten in de harten van de mensen, voortkwam uit de wereldhistorische de aanblik op lijden.

De grote, betekenisvolle gevoelens van het christelijke wereldbeeld die diep in het menselijk hart terechtkomen, die gevoelens die zoveel mensen hoop geven in het leven en levenskracht zijn, geven de zekerheid dat er een eeuwigheid is, dat er een overwinning op de dood is, al deze opbouwende en opbeurende gevoelens komen voort uit de aanblik van een Universeel lijden, een lijden, dat de onschuld raakt, een lijden dat niet voortkomt uit zonde veroorzaakt door de eigen persoonlijkheid.

Zo treffen wij ook hier iets heel hoogs in het bewustzijn van de mensheid dat zich aanknoopt aan lijden/leed.

En wanneer wij zo kunnen zien, hoe deze dingen in het kleinere en in het grotere steeds meer opduiken in de mensheid, aangezien ze het elementaire deel vormen van de hele menselijke natuur en van het hele menselijke bewustzijn, moet het ons lijken alsof lijden op de een of andere manier verband houdt met het hoogste in de mens.

Dit zou slechts een aanwijzing moeten zijn, voor een basisgevoel van de menselijke ziel, die zich loswringt, (Duitse woord is losringen, uit de cirkel gaat) en die daardoor als een grote troost er gewoon staat voor, er is lijden.

En wanneer wij ons dan nog verfijnder en meer intiem inleven in het mensenleven, dan kunnen zich voor onze ziel verschijningen plaatsen, die ons wijzen op de betekenis van lijden.

We zullen symptomatisch op een dergelijk fenomeen moeten wijzen, wat er misschien nauwelijks iets mee te maken lijkt te hebben, wanneer wij zo intiem worden met de menselijke natuur, wij zullen inzien, dat ook deze verschijning (in feite zijn het fenomenen) gevolgen heeft voor bepaalde zijden van het lijden. Aanwijzingen. 71

Denkt u toch eens aan een treurspel, als kunstwerk, dat enkel tot bestaansvorm, kunstvorm kan komen, wanneer de ziel van de dichter zich wijd opent en in dat van buiten gaat en leert, vreemd lijden mee te voelen, ondervinden, op een manier in eigen depot op te slaan. Eigen ziel.

Ter vergelijking geen vrolijke act nemen, dan krijg je geen goed vergelijk, maar met iets dat op zekere wijze ook tot kunst behoort; Rudolf Steiner spreekt over een stemming, die vanuit een karikatuur stroomt, die wellicht met spot en hoon, vervormde beelden, toont, wat in de ziel van een ander plaatsvindt en zich toont in de uiterlijke werkzaamheid.

Proberen wij ons twee mensen voor te stellen, via de ziel, de ene als tragiek en de andere als de genoemde karikatuur.

Het is niet gewoon zomaar een vergelijking, niet zomaar een beeld, zoals dat van de ziel van diegenen verschijnt, zomaar uit zichzelf en maar door gaande.

Wat opent zich daar aan u doordat het zogezegd verdergaat en komt?

Het gevoel, begrip, inzicht van de andere mensen.
Door niets anders begrijpt men het leven van anderen meer, dan wanneer men pijn als het ware in depot neemt of aanvoelt in eigen ziel.

Wat moet men doen om karikaturen te maken?

Men kan niet ingaan op dat wat de andere ziel voelt, men moet zich erboven plaatsen, ervan weten voor je zelf, van tevoren, dat is basis voor de karikatuur. Niemand zal ontkennen dat, het wordt voor ons begrijpelijk, het tragische medeleven van de andere persoonlijkheid, diepgaand door de karikatuur wat voor ons optreedt, dat leeft in de ziel van de persoonlijkheid.

De meer ‘komische’ kant leren wij ook zo beter kennen. Het woord fantasie wordt gebruikt.

Rudolf Steiner spreekt uit, dat het op deze manier duidelijk(er) voor ons zal worden. Over bepaalde symptomen en samenhang met dat wat diepgaand in de mens zich afspeelt. Dat oorsprong verduidelijkt wordt.

Het gaat over geesteswetenschap die op deze wijze vertegenwoordigd wordt, gaat ervan uit, dat al het aanzijn om ons heen, zijn oorsprong uit de geest heeft genomen. Een meer materialistische beschouwing ziet de geest enkel daar, -het wordt genoemd- als het verschijnt als een kroon van de zintuiglijke schepping, als bloesem en bloei, die zich verheft uit het materiele aanzijn.

Deze laatste aanschouwing ziet zich omringt door het materiele aanzijn, de fysieke wereld der lichamen, het verheffen binnen levende wezens, ze ziet het bewustzijn, ze ziet gewaarwording ontkomen, ziet lust en leed binnenin het leven tevoorschijn komen en ziet de geest zich verheffen uit de lichamelijkheid.  Zoals wij zo het leven om ons heen beschouwen, zo is ook voor het ware geestonderzoek, de geest, zoals de geest ons in de zintuiglijke wereld tegenmoet treedt, als eerste een resultaat van de fysieke natuur, van waaruit het ontspruiten komt.

In de twee laatste voordrachten zal er worden weergegeven, hoe wij ons in de zin van de geest van het geestonderzoek van de gehele mens, het fysieke lichaam of lijfelijke, dat van de ziel en van de geest van de mens, hoe ons dit voor te stellen. 73

(Nu is dit een beetje verwarrend, omdat eerder al gerefereerd wordt naar de twee vervolg voordrachten, en dit boek met GA 55, 13 voordrachten betreft.

Vandaar dat ik de titels noem van de laatste twee voordrachten 12-13, welke beiden in het volgende jaar 1907 hebben plaatsgevonden. Richard Wagner en het mystieke. Bijbel en Wijsheid. Ik zelf denk dat het al eerdere genoemde over boos en ziekte en dood worden bedoeld)

Dat wat wij met de ogen zien, met zintuigen uiterlijk kunnen waarnemen, dat wat het materialisme als het enige wezen van de natuur beschouwt, is geestonderzoek niets anders dan het eerste wezensdeel van de menselijke wezenheid, het fysieke lichaam. Wij weten dat dit met betrekking tot substanties en wetten, de mens en het geheel overige, gemeenzaam is.

Wij weten echter ook, dat dit fysieke lichaam wordt opgeroepen om te leven
Door dat wat wij noemen het etherische of levenslichaam.
En wij weten dit, omdat voor geestelijk onderzoek, dit levenslichaam geen speculatie is, maar een werkelijkheid, het is te zien, wanneer de mens de hogere zintuigen, die sluimeren in de mens, in zichzelf heeft geopend.
Wij beschouwen het 2e deel van het menswezen, Etherlichaam, als iets wat de mens gemeenschappelijk heeft met de overige plantenwereld.

Als derde deel of lid van de mens, beschouwen we het astrale lichaam. De drager van lust en ongenoegen, begeerte en passie, wat de mens heeft zoals bij dieren. En dan zien we, dat het bewustzijn van de mensen, de mogelijkheid heeft -Ik- te zeggen, wat de kroon is van de mensennatuur. Dat is enkel voor de mens. Rudolf Steiner noemt -Ik- als de bloei van de andere drie delen van de mens. Zo kunnen wij de samenhang inzien van de vier wezensdelen van de mens. Geestonderzoek heeft hier altijd op gewezen.

De vierheid van Pythagoras is hetzelfde. Degene die zich meer verdiept hebben in theosofie weten, dat dit Ik zich verder werkt, maar hogere bestaansvormen als wezensdelen, Manas, Buddhi en Atma. Geestzelf, Levensgeest en de eigenlijke geestmens.
Dit om weer meer te oriënteren.
Zo verschijnt de mens als geestonderzoeker. In ieder geval al vierledig.

Nu komen we tot het punt, waar zich het ware geestonderzoek, door het aanschouwen via de geestesogen, het gaat over meer dieper binnengaan in de basisgronden van het aanzijn, wat zich diepgaand onderscheidt van zuivere uiterlijke beschouwingswijzen van de dingen.

Weliswaar zagen wij ook, hoe de mens nu voor ons staat, kennelijk moeten chemische en fysische wetten, de basis van het lichaam, van het leven, de basis van ondervinding, van bewustzijn, de basis van zelfbewustzijn worden. Maar wanneer wij GW op het wezen ingaan, geeft zich dit omgekeerd weer. Wat zich in de zin van verschijning -bewustzijn- weergeeft, dat zich verheft uit het fysieke lichaam, dat verschijnt aan ons als het oorspronkelijk van het scheppende.

Aan de basis van alles zien we de bewuste geest, en daarom onderkent de spirituele onderzoeker hoe onzinnig de vraag is: waar komt de geest vandaan?

Dit kan nooit de vraag zijn. Enkel kan worden gevraagd, waar komt materie vandaan? Voor de geestonderzoeker is materie vanuit geest ontsprongen, het is niets anders dan verdichte geest.

Een gelijkenis; denk aan een vat met water. Voor een deel afgekoeld en ijs geworden. Wat is nu dat ijs? IJs is water in een andere vorm, vaste toestand.
Zo kijkt de geestonderzoeker naar de materie. Zoals ijs zich verhoudt tot water, zo verhoudt de geest zich tot materie. Zoals het ijs niets anders is dan een resultaat, zo is de materie niets anders dan een resultaat van de geest.
En zoals ijs weer kan worden als water, zo kan de geest weer oorsprong aannemen vanuit materie, vice versa. Zo kunnen we een eeuwige kringloop inzien van de geest. Wij zien de geest die het hele Universum doorstroomt, wij zien hieruit materiële wezensheden ontstaan, aan het verdichten, en aan de andere kant zien we weer wezensheden, die het vaste weer vluchtig maken. In al dat wat ons heden als materie omgeeft, is iets, waar de geest zich heeft ingestroomd en het verstart daarin. Verstarde geest in het materiële, ook als wezens. Voor ijs smelten is de warmte nodig om weer water te laten ontstaan, zo hebben wij nodig, wezens om ons heen, om dat wat nodig is van geest toe te voeren, om in hen, in dat, de geest te laten ontstaan.

Wij spreken over wedergeboorte van de geest, welke in materie is gevloeid en daarin is verstard. Zo verschijnt voor ons ook het astrale lichaam niet als iets wat uit fysiek aanzijn is voortgekomen, maar als hetzelfde element dat in ons opleeft als bewuste geest, als dat, wat ons verschijnt als dat de hele wereld doorvloeiende element, welke door een proces van het menselijke leven, weer uit materie wordt verlost.

Dat wat als laatste verschijnt, is tegelijkertijd het eerste.

Het heeft het fysieke lichaam en ook het etherlichaam voortgebracht en verschijnt, wanneer beide in hun ontwikkeling op een zekere hoogte zijn aangeland, daaruit wordt opnieuw geboren.

Dit is hoe spiritueel onderzoek naar de dingen kijkt.

Nu verschijnen aan ons deze drie wezensleden onder bepaalde namen als beste. Woorden zijn er enkel, te dienen en als verklaren.

De materie nemen wij waar in zekere vorm. Materie verschijnt aan ons in de buitenwereld op bepaalde wijze. Wij spreken over vorm, of de gestalte of postuur van de materie en over het leven, dat erin verschijnt, en uiteindelijk over het bewustzijn, dat binnenin het leven verschijnt.
Zo spreken wij over de drie trappen: FL, EL en Al. En vorm, leven en bewustzijn.
In het bewustzijn ontspringt eerst het zelfbewustzijn.
Meer hierover volgt later.

Sinds mensenheugenis, en vooral in onze tijd, hebben mensen veel nagedacht over wat het leven eigenlijk betekent, wat is de oorsprong en de zin van het leven. De hedendaagse natuurwetenschap heeft weinig aanwijzingen kunnen ontdekken over de zin van het leven en de aard ervan.

Maar deze nieuwe natuurwetenschap heeft al heel lang één ding overgenomen, en dat is ook spiritueel onderzoek keer op keer als hun overtuiging en hun kennis heeft uitgesproken, namelijk:

Leven in de fysieke wereld onderscheidt zich substantieel van het zogenaamde nietleven, het levenloze, in principe enkel door de verscheidenheid en gecompliceerdheid van de vormgeving.

Enkel daar kan leven wonen, waar een veel gecompliceerder vorming van stoffen plaatsvindt dan in het rijk van de levenlozen het geval is. U weet misschien dat het leven als basissubstantie iets heeft dat beschreven zou kunnen worden als een eiwitachtige substantie, waarvoor de uitdrukking ‘levend eiwit’ niet ongepast zou zijn. Dit levendige eiwit onderscheidt zich van het totaal levenloze eiwit heel aanzienlijk door een eigenschap.

Levendig eiwit valt namelijk uiteen, gelijk, wanneer het door leven verlaten is.

Dood eiwit, met als voorbeeld een kippenei kan niet lang in die toestand worden behouden, zoals het ei is. Dat is over het algemeen die eigen aard van levendige substantie, dat op het moment, dat het leven eruit geweken is, dit het aandeel niet meer kan behouden, bij elkaar houden.

Zelfs als we ons niet verder kunnen verdiepen in de essentie van het leven van vandaag, kan een verschijning ons nog steeds wijzen op iets dat diep verbonden is met het leven en het kenmerken.

En wat is dit karakteristieke?

Het is deze eigenschap van de levendige substantie, dat er verval is, wanneer het leven eruit is geweken.

Bedenkt u zich een substantie ontbloot aan het leven, het valt uit elkaar.

Idem is dit met substantiële verscheidenheid. Niet doordrongen van leven.

Wat doet het leven?

Het verzet zich keer op keer tegen verval; houdt dus het leven in stand.

Dat is het verjongende van het leven, dat het zich voortdurend verzet tegen wat er met zijn materie zou gebeuren.

Leven in de substantie betekent: weerstand tegen verval.

Vergelijk het externe proces van de dood met het leven, en het zal jullie helder zijn, dat het leven dat alles niet toont, wat het proces van de dood, in zichzelf vervallen (uit elkaar), karakteriseert. Maar dat het veelmeer de substantie en steeds meer van verval redt, te dwarsbomen.

Het leven is dus, door substantie te regenereren die op zichzelf is vergaan, de basis van het fysieke bestaan ​​en bewustzijn. Er is hier niet zomaar een verklaring via woorden gegeven. Het zou een woordverklaring zijn, wanneer zich dat, wat zij betekent, niet voortdurend zou toedragen.

U heeft het nodig een levendige substantie te beschouwen, dan zal u vinden, dat dit voortdurend van buitenaf stof opneemt, inlijft, in het deel wat niet vernietigd wordt. Een proces waardoor het leven constant de vernietiging tegenwerkt. Wij hebben dus met een werkelijkheid te doen.

Oude materie afzonderen en nieuwe weer vormen, dat is leven.

Leven is echter nog niet gewaarwording en ook nog geen bewustzijn.

Het is een kinderlijke manier van voorstellen van menig wetenschapper, Rudolf Steiner dat ze het begrip gewaarwording niet juist oppakken, dat zij de plant, aan welke wij leven toeschrijven moeten, ook gewaarwording toekennen. -Stukje niet vertaald over uitleg hierover-

Ook chemische substanties kunnen wij gewaarwording toeschrijven, omdat ze op bepaalde invloeden reageren. Maar dat is niet genoeg. Als er gewaarwording moet worden vastgesteld, moet de stimulus intern worden gereflecteerd. Pas dan kunnen wij over het eerste element van het bewustzijn, van gewaarwording spreken.

En wat is dit eerste element van bewustzijn?

Wanneer we naar het volgende hogere niveau in wereldverkenning stijgen en proberen de essentie van bewustzijn te begrijpen, zullen we dit weliswaar niet gelijk erkennen, maar het valt in de ziel als een ietwat oplichten te bespeuren.

Net zoals wij ook het wezen van het leven een ietwat kunnen verklaren.

Waar leven is, kan enkel bewustzijn ontstaan, enkel vanuit leven (als bron) kan het ontspringen. Ontspringt het leven uit schijnbaar levenloze materie, omdat de samenstelling van de materie zo gecompliceerd wordt, dat zij zichzelf niet in stand kan houden en door leven gevat moet worden, om constant verval te verhinderen, zo verschijnt ons het bewustzijn binnenin het leven als iets van Hoger. Daar, waar het leven voortdurend als leven wordt vernietigd, waar constant het leven weer uit de levendige substantie dreigt te verdwijnen, daar ontstaat het bewustzijn. En zoals als eerst de substantie vervallen is, niet door leven wordt bewoond, zo schijnt ons nu het leven te vervallen, wanneer niet als nieuw principe het bewustzijn zou toetreden. Het bewustzijn kan niet anders begrepen worden dan doordat wij zeggen: zoals het leven daartoe daar is, om bepaalde processen te vernieuwen, de afwezigheid daarvan zou verval van de materie veroorzaken, daarvoor is het bewustzijn er, het leven, dat anders zou oplossen, het is er om steeds weer te vernieuwen.

Niet ieder leven kan zich op deze wijze innerlijke steeds maar vernieuwen.

Het moet in een hogere fase terechtgekomen zijn, wanneer het zich uit zichzelf wil vernieuwen.  Enkel dat leven kan ontwaken tot het bewustzijn, welke in zich zo sterk is, dat het constant dood in zich verdraagt.

Of bestaat zo’n leven niet, dat ieder moment de dood in zich heeft?

U hoeft enkel het mensenleven maar te aanschouwen en zich te herinneren aan dat, wat Rudolf Steiner heeft uitgelegd als – bloed is een bijzonder sap-.

Vanuit het bloed vernieuwt zich het menselijke leven, een bepaald iemand heeft eens gezegd, in het bloed heeft de mens een dubbelganger, waaruit voortdurend kracht wordt getrokken.

Maar het bloed heeft ook nog een andere kracht, het produceert constant uit zichzelf de dood. Wanneer het bloed de leven verwekkende stoffen aan de lichaamsorganen heeft afgegeven, dan voert het de leven verstorende krachten (in de circulatie) weer omhoog naar het hart en de longen.

Wat terugvloeit naar de longen, is voor het leven vergif, dat is, wat het leven constant laat uitsterven. Wanneer een wezen verval tegenwerkt, dan is het een levendig wezen. Dan is het in staat, in zichzelf uit de dood op te staan en deze dood constant tot leven om te vormen, dan ontstaat bewustzijn.

Het bewustzijn is de sterkste van alle krachten die ons tegemoet treden.

Bewustzijn of bewuste geest is diegene kracht, welke eeuwig uit de dood, die temidden van het leven geschapen moet worden, dat leven weer laat ontstaan. Leven is een proces, dat te doen heeft met een binnenwereld en een buitenwereld. Bewustzijn is echter een proces, dat enkel met binnenwereld te doen heeft. Een substantie die uiterlijk kan afsterven, kan niet bewust worden. Bewust kan enkel een substantie zijn, die in eigen middelpunt de dood opwekt en overwint.

Zo is de dood, niet enkel de wortel van het leven, doch ook de wortel van het bewustzijn.

Wanneer wij deze samenhang begrepen hebben, het enige wat nodig is om te doen, is met open ogen wat er verschijnt in te zien. En pijn zal dan begrijpelijk verschijnen. Al dat, waarmee het bewustzijn begint, is van oorsprong pijn.

Wanneer het leven zich naar buiten toe opent, wanneer een levendige wezenheid licht, lucht, warmte en koude optreden tegen, dan werken deze uiterlijke elementen allereerst op het levendige wezen.

Zolang deze elementen enkel echter op dit levendige wezen werken, zolang het door dit levendige wezen wordt opgenomen, zoals bij planten gebeurt, als drager van de innerlijke levensprocessen, zolang of dan ontstaat er geen bewustzijn. Bewustzijn ontstaat pas dan wanneer de uiterlijke elementen in tegenstrijdigheid gaan met het innerlijke leven, wanneer verstoring plaatsvindt. Uit verstoring van het leven moet bewustzijn stromen.

Zonder gedeeltelijke dood zal een lichtstraal niet in een levend wezen kunnen doordringen, en zal het proces waaruit bewustzijn ontstaat nooit in het levende wezen kunnen worden gestimuleerd.

Wanneer echter het Licht indringt in de oppervlakte van het leven, dan is er gedeeltelijke verwoesting aangericht, die innerlijke stoffen en krachten omverhaalt, dan ontstaat een geheim proces, dit proces speelt zich op bepaalde manier af, overal in de buitenwereld.

– Stelt u zich eens voor:

De intelligente krachten van de wereld zouden tot zekere hoogte gestegen, dat het uiterlijke licht en ook de lucht vreemd zijn geworden.

Toch voor een poos bleven zij met elkaar in samenklank, dan volmaken zij zichzelf, waardoor er tegenstrijdigheid ontstond.

Als u met geestelijke ogen dit proces zou kunnen volgen, dan zou u kunnen zien, hoe daar, waar er iets in een lichtstraal naar binnendringt, er wordt gesproken over een enkelvoudig wezen, de huid wordt lichtjes vervormd en er ontstaat een luttel oog.

Wat is het nu, wat daar in de materie als eerste begint te dagen?

In wat wordt deze verstoring uitgedrukt, want dat is wat het is?

Het is de pijn, als uitdrukking van de verstoring.

Overal waar het leven de uiterlijke natuur tegenmoet treedt, vindt er verstoring plaats, die wanneer dit groter wordt, zelfs dood doet ontstaan.

Uit de pijn wordt bewustzijn geboren. Hetzelfde proces, wat de ogen hebben geschapen, zou een verteringsproces zijn geworden, zou de overhand mogelijk kunnen krijgen, als er aan dit ‘wezen’, hieraan zou zijn worden toegegeven, het gaat er wel om dat het zich een plaats ontwikkeld heeft in het menswezen. Er wordt nu gesproken over een klein deel, waardoor dit uit de verstoring, een soort gedeeltelijke dood, daarvan uit, een spiegeling van de buitenwereld heeft kunnen scheppen, die men bewustzijn noemt.

Het bewustzijn binnen de materie wordt dus uit lijden, uit pijn geboren.

Wanneer deze samenhang tussen lijden en pijn en de bewuste geest, het omgeeft ons, inzien, dan begrijpen wij wel (waarschijnlijk) een woord van een Christelijke ingewijde, die zulke dingen grondig intuïtief wist en op basis van al het bewuste leven de pijn inzag, het woord (woorden):

In alle natuur zucht ieder creatuur in pijnen, verwachtingsvol, Rudolf Steiner spreekt over het verkrijgen van het kind van God zijn (inzicht?)

Duitse woord is Gotteskindschaft. Ref. Paulus hoofdstuk 8, als een wonderbare uitdrukking van grondslag van bewustzijn in de pijn.

Zo kan men ook begrijpen, hoe bepaalde mensen, meer zinnige mensen, de pijn als een belangrijke en omvattende rol hebben omschreven.

Met een voorbeeld; Van een belangrijke Duitse filosoof;

Wanneer men kijkt naar de hele omringende natuur, dan verschijnt bij diegene, op het gelaat, de pijn, het leed uitgedrukt, tevens bij de hogere diersoorten is dat zo. En wie zou dat niet willen beamen, dat van menig dier, de fysionomie er uitziet als de uitdrukking van diepe pijn als “inhoud”?

Wanneer wij dit zo bekijken, zoals nu wordt aangeduid, dan zien wij in, het ontstaan van het bewustzijn, uit pijn. Zo dat het wezen, het wezen dat uit de verstoring bewustzijn vormt, uit verval van het leven, een hoger iets laat ontstaan, dat vanuit dat wat dood wordt genoemd, voortdurend zichzelf schept. Wanneer het levendige niet zou kunnen lijden, zou nooit het bewustzijn in bestaan kunnen komen. Wanneer de dood niet in de wereld zou zijn, dat van de Geest zou dan er nooit kunnen zijn.

Dat is de sterkte van de Geest, dat Geest door verstoring naar iets hogers, zoals het leven is, transformeert, herschept, en zo temidden in het leven, iets hogers, een bewustzijn vormt.

Steeds verder en verder zien wij dan de diverse pijnbelevenissen zich ontwikkelen tot organen van bewustzijn.

Men kan het al bij dieren zien, die alleen een reflexbewustzijn hebben om zichzelf van buitenaf te verdedigen, vergelijkbaar met hoe mensen hun ogen sluiten als er gevaar dreigt. (Denk aan hormonen)

Wanneer de reflexbeweging onvoldoende blijkt, het innerlijke leven op te klaren, wanneer prikkelingen te sterk worden, verheft zich de innerlijke weerstandskracht en gebaart, geeft eigenlijk een soort geboorte aan ondervindingen en gewaarwordingen e.d., oog en oor.

Wellicht kent u het vanuit eigen ervaring, wellicht instinctief.

Ja, uw weet vanuit een hogere treden van uw bewustzijn heel precies, dat dit, wat hier wordt gezegd, een waarheid is. Met een voorbeeld ter verduidelijking; Wanneer bemerkt u, voelt u bepaalde organen van uw organisme? U gaat door het leven en voelt, enkel uw maag, geen nadere organen, niet zolang ze gezond zijn. Enkel wanneer er iets pijn gaat doen.

Dan weet u, of begrijpt u dat uw een lichaam heeft met ‘onderdelen’, met alle respect. Er is iets niet in orde en er is een verstoringsproces.

Uitgaande van dit voorbeeld/verklaring, dan zien wij, dat vanuit pijn voortdurend bewust leven wordt geboren. Treedt de pijn toe tot het leven, geeft deze als het ware de geboorte aan gevoel en gewaarworden van bewustzijn, men kan zeggen het wezen bewustzijn.

Deze vorm van geboorte, het in beeld brengen, voorwaarts, van dat van het Hogere, spiegelt zich wederom in het bewustzijn, als lust, plezier en vermaak.

Zonder dat er voorheen pijn ermee verbonden was.

Onder in het leven, wat zich verheft uit de fysieke materie, daar is dit type kunst nog niet. Wanneer echter pijn bewustzijn heeft doen ontstaan en als bewustzijn scheppend verder werkt, dan is deze schepping op een hoger plan en drukt zich uit in gevoelens zoals omschreven als lust, plezier, vermaak.

Men kan zeggen een van de basissen van scheppen is lust. En dit kan er enkel zijn, waar innerlijk of uiterlijk scheppen mogelijk is. Ergens hoe dan ook is er LUST aanwezig. Net zoals het tegenovergestelde de onlust. Slapte, tegenzin e.d. Neemt u iets wat op lagere trede het leed kan karakteriseren, het voorbeeld is, eetlust hebben, dit kan het leven verstoren.

Met voeding treedt u dit tegemoet. Dan wordt eten of voedselopname tot genot. Omdat de voeding in de gelegenheid is een levensverhoging, naar een levensproduktie over te gaan. Zo kunt u zien. Door dit lijden is er, om dat van het hogere te scheppen en er ontstaat wat hier als het woord LUST wordt gebruikt. Ref. filosofie van Schopenhauer en Eduard von Hartmanns.

Met: het leed is een algemene levensondervinding. Echter de benodigde diepgang bleek nog niet toegepast. Over dat van het hogere. (84)

De oorsprong van het lijden wordt daar gevonden waar uit het leven bewustzijn ontstaat, waar de Geest vanuit het leven, dat leven wordt geboren. Nu zouden wij ook kunnen begrijpen wat er in de zielen van de mensen als dageraad schemert door de samenhang tussen leed en pijn en inzicht/besef/erkenning en bewustzijn, zo kunnen wij dan wijzen op, hoe uit pijn en leed, iets wordt geboren wat meer edel en volkomen is.

Diegenen die mijn voordrachten vaker hebben bijgewoond, kunnen zich deze aanwijzing herinneren, over dat er iets is als een inwijding, waarbij een hoger bewustzijn aanwezig is en waarbij de mens zich verheft, van dat van zinnelijke dingen voor/naar de aanschouwing van een GW, dat krachten en bekwaamheden sluimeren in de menselijke ziel, ze kunnen uit de ziel worden gehaald. Voorbeeld; door de kracht van het zien vanuit een blindgeborene via een operatie, dat er dan geleidelijk een nieuwe mens ontstaat, aan wie de hele wereld op een hoger plan verschijnt. Zoals voor degenen blindgeboren, na een operatie, verschijnt dit in een nieuw licht. Maar ook dit kan enkel gebeuren, doordat ditzelfde proces, zoals genoemd, zich op hoger vlak herhaalt. Wanneer dat wat men bij doorsneemensen verenigd aantreft, wordt gescheiden, wanneer een soort verstoringsproces in de lagere mensennatuur optreedt, het schouwen in de GW, aantreedt.

Er zijn drie krachten in de menselijke natuur: denken, voelen en willen.

Ze hangen als het ware aan de fysieke mensen organisatie.

Bepaalde wilsdaden treden op, nadat er bepaalde processen van denken en voelen hebben plaatsgevonden. Het organisme van mensen moet in juiste manier functioneren, wanneer deze drie krachten willen samenwerken.

Het eigen samenstemmen. Zijn er bepaalde geleidingen onderbroken, bepaalde delen ziek geworden, dan is de harmonie uit orde, tussen deze drie krachten.

De mens is daardoor, dat bijvoorbeeld de organen van het willen zijn verlamd, niet in staat in de gedachten de impulsen van de wil om te zetten.

Dan wordt men zwak als dadenmens. Kan nog wel goed denken, maar niet besluiten om tot daden te komen, naar werkelijkheid.

Het andere is in relatie met het voelen. Dat men het gevoel niet door gedachten kan sturen, op de juiste manier, om deze in samenhang en klank te brengen met datgene wat erachter staat. Gedachten.

Degene die raast is in principe niet anders.

In de huidige mensen bestaat er een harmonie tussen denken, voelen en willen, daarin bevindt zie een ‘normaal’ gevormde mens, met een juiste toestand van de wil en het gevoel ten opzichte van een persoon die lijdt.
Dit is allemaal juist voor een bepaalde trede van de ontwikkeling.
Het is raadzaam hier acht op te slaan, dat deze harmonie in de huidige mens zich onbewust herstelt. Wanneer de mens echter wordt ingewijd, kan deze mens de hogere werelden -inzien- daarvoor moeten deze drie leden denken/voelen/willen uit elkaar worden gehaald.
Dit moeten organen in relatie met willen en voelen ondergaan.

Het fysieke organisme is dus anders van een ingewijde.
Zogezegd is het contact onderbroken.

De ingewijde was in staat, zou dit moeten of kunnen zijn, diep lijden in te zien, zonder dat er gevoel werd aangespoord, zogezegd zo koud als ijs. Waarom is dit zo?

Bij ingewijden mag niets onbewust worden ingelijfd, diegene is vanuit vrijheid een mens met mededogen niet omdat dat van het uiterlijke de mens daartoe dwingt. Dat is het verschil tussen een ingewijde en een niet ingewijde. Iemand met zulk een bewustzijn schept geleidelijk aan hogere substantie en de mens vervalt in een mens met gevoel, willen en denken.

Boven deze drie troont dan eerst de hogere, nieuwgeboren mens, is een hogere trede en van daaruit vindt bij deze weer samenklank plaats.

Als dit niet helemaal correct kan plaatsvinden, dan gebruikt Rudolf Steiner het woord waanzin ervoor. Dit is dan niets anders dan dat deze toestand verbrijzeld is, zonder hogere substantie te kunnen scheppen.

Zo treedt hier wederom een dubbel op. Een soort verstoringsproces van het lagere naast een ontstaansproces van het hogere.

Over gif in het bloed in de aderen, en hoe tussen rood en blauw bloed het bewustzijn bij de gewone mens wordt geproduceerd, zo wordt bij de mens met initiatie wederom in het samenwerken van leven en dood het hogere bewustzijn in het innerlijke voortgebracht en de -zaligheid- daaruit ontspringt wederom een hogere LUST, het scheppen, dat er vanuit de dood ontspruit.

Dat is het wat de mens vermoedt, wanneer de mens de geheime samenhang bespeurt tussen pijn en leed en het hoogste wat de mens kan bereiken.

Derhalve ziet het Christendom en met echt, in dat van Christus Jezus -volgens aardse natuur- in pijn en leed, kwelling en ellende, de zegen van het eeuwige leven met betrekking tot de tijdelijke vergankelijkheid.

Derhalve wordt ook ons leven rijker, met meer inhoud, wanneer we het kunnen uitbreiden over datgene, wat buiten ons zelf ligt, wanneer wij in het leven, dat buiten ons zelf ligt, erin op kunnen gaan.

Zoals wij uit de pijn, die door uiterlijke lichtstraal is aangespoord en door ons als levendig wezen overwonnen wordt, een hoger bewustzijn scheppen, zo wordt, wanneer wij het lijden van anderen in onze eigen grotere bewustzijnswereld veranderen/transformeren, uit de ontvankelijkheid voor het leed van anderen, dan wordt er een scheppen in medeleven geboren.

En zo ontstaat eindelijk uit het lijden ook de liefde.

Dan wat is liefde anders als dat je je bewustzijn uitdeind over het andere wezen?

Als wij zelf zoveel willen ontberen, zoveel willen uitdelen, onszelf armer willen maken, zoals wij geven aan andere wezens en wanneer wij in staat zijn, juist de huid, die de lichtstraal ontvangt en uit de pijn een hoger wezensdeel, een oog mag vormen, wanneer wij in staat zijn uit de verbreding van ons leven, door of via het leven van anderen, een hoger leven aan te trekken (magnetiseren) dan wordt in ons zelf, uit dat, wat wij weggeven aan andere wezens, de liefde, het medeleven en beleven met alle creaturen geboren.

Rudolf Steiner refereert nu aan uitspraken van Griekse dichters.

Vanuit Leven stamt leer en uit leer bewustzijn.

Hier raakt Rudolf Steiner weer iets aan wat al in andere voordrachten is gezegd. Bewustzijn of inzicht welke berust op de nieuwste natuurwetenschappelijke onderzoekingen omdat er de resultaten zijn van oude onderzoeken naar dat van de GW.
GW-onderzoek heeft altijd gezegd, dat de hoogste erkenning/bewustzijn, de hoogste leren enkel kunnen voortkomen uit leed.
Wanneer wij een ziek deel hebben en pijn hebben of geleden hebben, dan leren wij dat heel goed kennen. Net zo kennen wij dat op zijn best, wat wij in onze eigen ziel hebben in depot hebben. Het welt uit eigen leed de vrucht door dit waarover wordt gesproken.

Hetzelfde is er door de dood aan het kruis door Christus Jezus.

Het heeft van doen met de zich over onze wereld uitbreidenheid van de Heilige Geest. Ref. aan de gelijkenis met de tarwekorrel.
Mattheus 13:24-43. Uit verstoring moet de nieuwe vrucht groeien.

Zo zal ook uit of via verstoring, uit pijn, zoals gedragen en verdragen aan het kruis, de geest, die zich in wat Pinksteren wordt genoemd zich heeft uitgegoten over de apostelen, dit is de nieuwe vrucht. Ref. evangelie van Johannes.
De Geest was er nog niet, want Christus was nog niet verklaard.
Advies voor meer diepgaand dit evangelie te lezen.

Menig maal kan men horen zeggen, dat pijnen niet gemist mogen worden, dat dit met bewustzijn/inzicht/besef en erkenning te maken heeft.
Ieder die gestorven is kan aan ieder leren dat het waar is, wat ik u hier vertel.

Zou de mens de strijd tegen de vernietiging in zichzelf voeren tot het punt van de daadwerkelijke dood als de pijn niet voortdurend naast hem zou staan ​​als een bewaker van het leven?

De pijn maakt ons attent, mindful, dat wij tegen verstoring van het leven omdraaiing of gehele verandering hebben te treffen.
Vanuit pijn scheppen wij nieuw leven.
In de aantekeningen van een moderne onderzoeker van de natuur over de mimiek van het denken, lezen wij, dat op het gelaat van de denkers iets ligt van een ingehouden of onderdrukte pijn.

Wanneer het zich met de verheffing, die vloeit uit de door de pijn verlangde -erkenntnis- zich zo verhoudt, wanneer het dus waar is, dat uit leed, leer (lering) ontstaat, dan is niet ten onrechte, in de oorkonde van de schepping in de bijbel, het goed en kwaad met leed en pijn in samenhang gebracht.

Derhalve is er ook door degenen die wat verder weg inzicht hebben gepleegd en met recht benadrukt is geworden, hoe de oorsprong van de loutering, de verhoging van de menselijke natuur, in de pijn ligt. En wanneer de theosofische levensaanschouwing in de grote wetten van de lotgevallen, karma, vanuit lijden, die de mens ondervindt in het huidige leven, duiden op dat, er wordt gerefereerd aan zonden in vorig leven. En dat het kan worden verbroken of opgelost, dan maakt dergelijke samenhang begrijpelijk ook vanuit de diepere natuur van de mens.

Datgene wat in eerder leven door ons in de buitenwereld, tot stand werd gebracht, -volvoeren-, transformeert zich van wilde naar sublieme krachten.
De zonde is als het ware als een geschenk, dat echter, wanneer het wordt veranderd in substantie voor het leven, zich tot een middel tot heil vormt.
Zo kan de zonde weder tot bekrachtiging en verhoging bijdragen van de mensen. Refereert nogmaals aan Job, als voorbeeld voor de verhoging van het mens zijn, in bewustzijn, geest en ziel.
Rudolf Steiner praat over een schets om de samenhang aan te duiden.

Om aan te duiden hoe wij dit kunnen inzien of leren inzien, de betekenis van lijden en pijn, wanneer wij inzien, hoe dit zich kan verstarren, zich kan kristalliseren in fysieke dingen en organismen tot in mensdom toe.
En hoe door vervlieden (heel vloeibaar) van het verstarde de Geest bij ons wedergeboorte ondergaat, dat dit kan gebeuren, en alles van doen heeft met de oorsprong van pijn en lijden.
Wat de geest ons geeft is schoonheid, kracht en wijsheid, het van gedaante veranderde beeld van de oorspronkelijke trede of stede van de pijn.

Refereert aan Fabre d’Olivet. Welke het vergelijk heeft gebruikt om het hoogste, het edelste en meest gelouterde in de mensennatuur, aan te tonen in/uit het ontspruiten van pijn. En ook van wijsheid en schoonheid, dat het vergelijkbaar is met processen buiten in de natuur, met als voorbeeld de geboorte van een parel. Hoe of waaruit werd de parel geboren?

Uit ziekte van het mosseldier, een verstoring binnenin de parelmossel.
Hoe de schoonheid van de parel geboren wordt uit ziekte en daarmee het lijden, zo wordt -erkenntnis- edele mensennatuur en gelouterde mensenzin (betekenis) geboren uit lijden en pijn.

Refereert aan een oude Griekse dichter Aeschylus:
Vanuit Leven stamt leer (lering) en uit leer bewustzijn.

En net als bij veel andere dingen kunnen we met betrekking tot pijn zeggen, dat we het pas begrepen hebben als we het herkennen, niet alleen op zichzelf, maar ook in wat eruit voortkomt.
Zoals zo veel van het andere wordt ook pijn herkent enkel aan de vruchten.

DE OORSPRONG VAN HET BOZE uit GA 55
Berlijn, 22 november 1906

Uit een serie van drie, zie de eerste woorden. Dit is de tweede.

Meer nog dan de andere voordrachten van de wintercyclus, is er samenhang in de volgende drie: die van vandaag, over de oorsprong van het lijden, degene daarna, de oorsprong van het boze, en de derde, hoe begrijpt men ziekte en dood. Maar ieder voor zal iedere voordracht zogezegd afgesloten zijn en begrijpelijk.

Het is karakteristiek voor de hele huidige literatuur, dat er zo weinig over het boze wordt gesproken. Het materialisme houdt zich niet bezig met het boze. Lijden, ziekte en dood kunnen blijkbaar een materiële verklaring vinden, maar… niet het boze of het kwade.

Bij dieren spreken we over wreedheid, schadelijkheid, maar men kan het dier niet boos of kwaad noemen. Het boze schept zich binnenin het rijk van de mensen. De huidige wetenschap zoekt de mens vanuit het dier en vervaagt alle verschillen tussen mens en dier. Daarom moet de wetenschap het boze ontkennen. Men moet om het boze te ontdekken, geheel ingaan op de eigenschappen via het mens zijn. Men moet erkennen dat de mens zijn eigen koninkrijk claimt. We willen deze vraag nu bekijken vanuit het perspectief van de geesteswetenschappen. Er bestaat een menselijke oerwijsheid, die achter de louter uiterlijke schijn van de dingen doordringt tot de werkelijke essentie van de dingen. In het verleden werd deze wijsheid in kleine kringen gehouden en toegang tot deze kringen werd pas verleend na strenge tests.

Voordat iemand toegang kreeg, moest deze mens aan de hoeders van deze wijsheid bewijzen dat deze mens zijn kennis alleen op de meest onbaatzuchtige manier zou gebruiken. Sinds de laatste decennia is het elementaire van deze wijsheid wetenschap om bepaalde redenen populair geworden. Steeds meer daarvan zal instromen in het dagelijkse leven.

Heden staan wij bij het begin van deze ontwikkeling.

Hoe hangt het boze nu samen, met de eigenlijke mensennatuur?
Vaak heeft men op diverse manieren gepoogd het boze te verklaren.

Toen werd er gezegd: In de ware betekenis van het woord bestaat er geen boos of kwaad. Het is een verminderd van het goede, het is het slechtste deel van het goede. Bij al de diverse graden/gradaties van het bestaan, zo ook bij het goede. Of mede werd gezegd: Zoals het goede een oermacht is, zo is het boze ook. Deze opvatting kwam vooral duidelijk naar voren in de Perzische mythe van Ormuzd en Ahriman. Alleen de occulte wetenschap laat vanuit de diepten van de menselijke en de gehele kosmische natuur zien hoe het kwaad kan worden begrepen. Wanneer het wordt ontkend, kan men het niet begrijpen. Men moet begrijpen welke taak, welke missie het kwaad of boze in de wereld heeft. Door vanuit de menselijke ontwikkeling te kijken naar toekomst, kunnen we inzien hoe de mensen uit het verleden geworden zijn en wat het boze te betekenen heeft in de ontwikkeling van de mens.

De occulte wetenschap leert het bestaan ​​van bepaalde hoogontwikkelde mensen, de ingewijden of geïnitieerden.

In de geheime scholen aller tijden wordt geleerd hoe mensen zich tot een dergelijk ontwikkelingsniveau kunnen brengen. Bepaalde oefeningen werden daar voorgeschreven, die op heel natuurlijke wijze de mensen verder ontwikkelden. Het betreft meditatie- en concentratieoefeningen, om de mensen van een andere aanschouwing te voorzien, een aanschouwing die zich niet voltrekt, kan worden verkregen via verstand en basis zintuigen. Meditatie leidt naar een andere weg dan via bevatting via het zinnelijke.

Via innerlijk werk via de ziel wordt de mens vrij dat dit soort zinnelijk.

Rudolf Steiner refereert naar een blindgeboren mens die wordt geopereerd. Er vindt een operatie plaats die iets opent van ogen en oren. Bedoeld wordt dat dit bij mensen aan het plaats vinden is. De duur, een langere periode.

Maar je moet de wereldse dingen niet ontkennen als je je hoger wilt ontwikkelen. Escapistische ascese is niet geschikt voor helderziendheid. Helderziendheid is de vrucht van wat de ziel verzamelt in de wereld van de zintuigen. De Griekse filosofie vergeleek de menselijke ziel prachtig met een bij. De wereld van kleuren en licht biedt de ziel de honing, komt uit hogere werelden. Zintuiglijke ervaringen moeten de ziel vergeestelijken en naar hogere werelden voeren. Wat is de taak van de ziel die vrij is van het lichaam? We treffen hier een belangrijk principe. Ieder wezen wordt, zodra het eruit ontwikkeld is (je kan het inzien van het ene evolutionaire beginsel naar het andere), een wezen, als een leider, een gids op een hoger niveau van die wezens en vormen waar je als wezen doorheen bent gegaan.

Daar zien wij een toekomstbeeld. Wanneer de mens zo vergeestelijkt is geworden dat de mens het fysieke lichaam niet meer nodig heeft, beïnvloedt de mens als geestelijk leider/gids e.d. de wereld van buitenaf.

Dan is de taak van deze planeet voltooid. Het continueert naar een andere uitvoeringsvorm. De Aarde krijgt dan een andere planetarische bestaansvorm.

Mensen worden dan weer meer als Goden voor deze nieuwe bestaansvorm van de veranderde planeet. Het menselijke lichaam krijgt dan een andere betekenis omdat het door de geest wordt -verlaten-, zogezegd wordt lager niveau. We dragen nu een tweeledige natuur in ons: dat wat op de volgende planeet zal regeren, en dat wat het lagere koninkrijk zal zijn.

Net zoals de Aarde zichzelf opnieuw zal belichamen, is ze ook voortgekomen uit eerdere ontwikkelingsprocessen, en net zoals mensen de goden van de volgende planeet zullen zijn, waren de wezens die ons nu leiden mensen op de vorige planeet, en ze hadden iets lagers dan wat wij nu als mensen mogen zijn op planeet Aarde. (Denk maar aan een trap) Zo vinden we de verbinding tussen de Aarde en processen die in het verleden en in de toekomst liggen.

De fase of trede die de mens nu op Aarde mag beleven, werd eerder gedaan door andere wezens, degene die nu heden leiders/gidsen en medescheppers zijn. Rudolf Steiner noemt de Elohim.

En mensen willen voor in de toekomst zo ver ontwikkelingsgevorderd zijn dat zij deze mede-schepperstaken in de toekomst uit kunnen gaan voeren.

Maar— we moeten niet denken dat alles zich precies op dezelfde manier herhaalt. Niets gebeurt tweemaal in de wereld. Nooit was het bestaan op Aarde zoals het nu is. Het bestaan op Aarde betekent de kosmos van de liefde, het bestaan op eerdere planeten betekent de kosmos van de wijsheid.

De Liefde van het meest elementaire tot het hoogste zullen wij ontwikkelen.

De wijsheid rust verborgen op grond van Aarde bestaan.

Daarom mag men niet spreken over lagere mensennatuur.

In zekere mate is dit (zover) de meest volkomen vorm van het menszijn.

Men heeft de wijsheidsvolle bouw van een bot overpeinsd, bijvoorbeeld het dijbeen. Het probleem: met het geringste gebruik van materiaal en kracht, de groots mogelijke gewichtsmassa te dragen, op de meest perfecte manier opgelost. Men kijkt naar de wonderlijke bouw van de hersens.

Het astrale lichaam staat niet iets hoger. Het heeft het gebruik en genot van en doet de voortdurende aanvallen op het wijsheidsvolle gebouwde hart.

Het zal nog lang nodig hebben om zo volkomen en wijs te zijn zoals het fysieke lichaam. Maar het zal moeten gebeuren. Daarin bestaat de ontwikkeling.

Ook het fysieke lichaam moest zich zo ontwikkelen.

Wat er wijs aan is, moest uit oerwijsheid, dwaling en vergissing tevoorschijn komen. De wijsheidsontwikkeling is de voorganger van de liefdesontwikkeling.

De liefde is nog niet volkomen. Maar in de hele natuur is de liefde te vinden.

Bij de planten, dieren en mensen, van de laagste liefde voor de creaturen tot aan de hoogste, vergeestelijkte liefde.

Ongehoorde hoeveelheden van wezens, die het liefdesinstinct hebben laten voortkomen, ze gaan in de strijd om het bestaan ten gronde.

Het optreden van liefde brengt gevecht met zich mee. Maar ze zal dit ook overwinnen, het zal krijgslust in harmonie veranderen.

Wijsheid is de karakterisering van de fysieke natuur.

Daar waar deze wijsheid met liefde vermengd is, daar is pas de aanvang van de Aarde ontwikkeling. Zoals er heden strijd op de Aarde plaatsvindt, zoals was er op eerdere planeten dwaling en vergissing te vinden. Merkwaardige fabelachtige wezens dwaalden daar rond, vergissingen van de natuur, datgene wat niet in staat was zich te ontwikkelen. Zoals liefde voortkomt uit het liefdeloze, zo de wijsheid uit oerwijsheid. Dat wat de Aarde ontwikkeling bereikt, zal de liefde als een natuurkracht binnenbrengen in de komende planeten. Zo werd ook eens de liefde naar de Aarde gedragen. De mensen van de Aarde kijken op naar de Goden als de brengers van wijsheid.

De mensen van de volgende planeten zullen naar de Goden opkijken als de brengers van liefde. De wijsheid wordt/valt de mensen als Goddelijke openbaring van de mensen van eerdere planeten ten deel.

Alle rijken ter wereld zijn met elkaar verbonden. Als er geen planten zouden zijn, zou de levenslucht binnen korte tijd vervuild zijn; mens en dier ademen zuurstof in en levensvernietigende koolzuur uit. Doch de planten ademen koolzuur in en geven zuurstof af. Zo hangt hier met betrekking tot levenslucht het hogere van het zogezegde lagere af. Zo is het in alle rijken. Zoals dier en mensen afhankelijk zijn van de planten, plantenrijk, zo zijn de Goden afhankelijk van de mensen. Dat heeft een Griekse mythe reeds uitgedrukt:

De Goden ontvangen van de sterfelijken nectar en ambrosia.

Beide betekenen liefde. De liefde wordt binnenin het mensengeslacht geproduceerd. En liefde ademt het geslacht van de Goden in, ze is voeding voor de Goden. De liefde, die door de mensen wordt geproduceerd, wordt spijs voor de Goden. Dit is veel reëler dan elektriciteit, hoe vreemd het op het eerste gezicht ook lijkt.
Liefde verschijnt eerst als seksuele liefde en ontwikkelt zich tot de hoogste geestelijke liefde.
Maar alle liefde van laag tot hoog, is Godenadem.

Nu kan men zeggen: wanneer dit alles zo is, kan er geen boos of kwaad zijn.

Maar wijsheid is grondslag voor de wereld. Liefde ontwikkelt zich.

Wijsheid wordt degene die de liefde wenkt.

Zo, als alle wijsheid uit dwaling en vergissing is geboren, alle liefde komt alleen tot stand door gevechten en omhoog.

Niet alle wezens van eerdere planeten zijn naar het hogere gestegen zoals de wijsheid. Er zijn er zogezegd achtergebleven, ongeveer tussen Goden en mensen in. Zij hebben nog wat nodig van de mensen, Zij kunnen zich echter niet meer kleden in een fysiek lichaam. Deze wezens worden Luciferische wezens genoemd. Ook wel samengevat als Lucifer, zo te zeggen als aanvoerder. Hoe is de werking van Lucifer op de mensen?

Niet zoals dat van de Goden. Het Goddelijke is voor het edelste in de mensen, maar aan het lagere kan en zal dit niet komen.

Wijsheid en Liefde zullen pas aan het einde van de ontwikkeling hun verbintenis vieren. Maar de Luciferische wezensheden benaderen het lagere, het onontwikkelde van liefde. Zij vormen de brug tussen wijsheid en liefde.

Dat wat alleen het onpersoonlijke aanspreekt, raakt verstrikt in de persoonlijkheid. Op eerdere planeten was de wijsheid een instinct, zoals heden liefde is. Een scheppend wijsheidsinstinct heerste er, zoals heden een scheppend liefdesinstinct. Vroeder heeft de wijsheid dus de mensheid instinctmatig geleid. Vandaar dat de wijsheid er is uitgetreden en geen leiding meer doet, zo wordt de mens zelfbewust, en werd de mens een zelfstandig wezen. Bij het dier is de wijsheid nog instinctmatig, daarom nog niet zelfbewust. Maar de wijsheid wilde nu mensen van buitenaf aansturen en begeleiden, zonder dat de liefde daar enige verbinding mee had.

Doordat Lucifer kwam, plantte deze de menselijke wijsheid in de liefde.

En de menselijke wijsheid kijkt op naar de Goddelijke wijsheid.

In de mensen werd de wijsheid tot enthousiasme, tot de liefde zelf.

Als de wijsheid haar invloed had uitgeoefend, zou de mens alleen maar goed zijn geworden; de mens zou alleen liefde nodig hebben gehad om het aardse bewustzijn op te bouwen. Maar Lucifer bracht de liefde met het zelf in verbinding, de liefde voor zelf trad toe zelfbewustzijn.

Dat werd al uitgedrukt in de Paradijsmythe; – en ze zagen dat ze naakt waren-, dat betekent, deze mensen zagen voor de eerste keer wie zij zelf waren, voorheen hadden ze enkel omgeving gezien.

Daar hadden ze enkel Aardebewustzijn maar geen zelfbewustzijn.

Van toen af aan konden de mensen de wijsheid dienstbaar maken voor het zelf. Vanaf nu was er onbaatzuchtige liefde voor omgeving en liefde voor het zelf. En zelfliefde was het boze en de onbaatzuchtigheid was goed. De mens zou nooit een warm zelfvertrouwen hebben verworven zonder Lucifer.

Het denken en de wijsheid kwamen nu in dienst van het zelf. Nu was er een keuze tussen goed en kwaad.

Alleen om het zelf in dienst van de wereld te stellen kan liefde voor het zelf worden toegevoegd. Alleen als de roos de tuin wil versieren, kan de roos zichzelf versieren. Dat moet men zich bij een hogere, occulte ontwikkeling diep in de ziel prenten. Om het goede te kunnen voelen, moest de mens ook het boze of kwade kunnen voelen. De Goden hebben de mens enthousiasme gegeven voor het hogere. Maar zonder het boze, zou er geen gevoel voor zelf zijn. Geen vrije wil en keuze voor het goede en vrijheid gegeven worden/bestaan. Het goede kon zonder Lucifer verwerkelijkt worden, de vrijheid niet. Om voor het goede te kiezen, met vrije wil, moet de mens ook het boze voor zich hebben, het moet in de mens aanwezig zijn als de kracht van eigenliefde. Maar de liefde voor zelf moet worden tot alle liefde voor alles en iedereen. Dan zal het boze/kwade overwonnen zijn.

Vrijheid en het Boze ontspringen uit hetzelfde punt.

Lucifer maakt de mens enthousiast menselijk voor het Goddelijke.

Lucifer is een Lichtdrager. Elohim is het Licht zelf.

Toen het licht van wijsheid de wijsheid in de mens aanwakkerde, heeft Lucifer het licht in de mens naar binnen gedragen.

Maar de zwarte schaduw van het kwaad moest tussenbeide komen. Lucifer brengt een beperkte, met vlekken gevulde wijsheid met zich mee, maar deze kan de mens binnendringen.  Lucifer is de drager van externe, menselijke wetenschap, die in dienst staat van het egoïsme. Dat is de reden waarom van de occulte student onbaatzuchtigheid ten opzichte van kennis wordt verlangd. Dit is de oorsprong van het kwaad in de menselijke ontwikkeling.

Wat desemdeeg van oud brooddeeg voor nieuw brood, dat is van eerdere planeten, Lucifer voor ons. Het kwaad wordt op zijn plaats goed. Het gaat niet meer goed met ons. Het kwaad is een vervangend goed. Het absolute goed van een planeet brengt altijd met een van de delen ook het kwaad naar de nieuwe planeet. Het boze is een noodzakelijke ontwikkelingsweg.

Men mag niet zeggen, de wereld is onvolkomen, omdat er het boze is.

Het is veel meer zo dat het daarom volkomen is. Stel, er is een prachtig schilderij tot stand gekomen met lichtfiguren en tevens worden er duivelsgezichten afgebeeld, men zou kunnen denken, dat laatste zou ik eruit willen snijden of knippen. De Schepper van de werelden, medescheppende, het boze was nodig, om het goede tot ontvouwing te brengen.

Door liefde voor het zelf, enkel daardoor, kan het komen, worden gebracht, tot de Liefde voor Al, de meest voortreffelijkste bloei.

Daarom had Goethe het juist, wanneer hij in Faust, Mephisto laat zeggen:

”Ik maak deel uit van die macht, die altijd het kwade wil en altijd het goede schept.”

HOE BEGRIJPT MEN ZIEKTE EN DOOD uit GA 55
Berlijn, 13 december 1906

Uit een serie van drie, zie de eerste woorden. Dit is de derde

Meer nog dan de andere voordrachten van de wintercyclus, is er samenhang in de volgende drie: die van vandaag, over de oorsprong van het lijden, degene daarna, de oorsprong van het boze, en de derde, hoe begrijpt men ziekte en dood. Maar ieder voor zal iedere voordracht zogezegd afgesloten zijn en begrijpelijk.

Vandaag hebben wij met een thema te doen dat zonder twijfel ieder mens aangaat, want de beide woorden ziekte en dood, drukken iets uit wat zich binnen in ieder leven plaatst, vaak als ongenode gast, vaak ook kwellend, beperkend en beangstigend.

Ja, de dood plaats zich als een grote raadselvraag in het bestaan, zodat wanneer iemand de vraag naar het wezen van de dood heeft opgelost, de vraag naar het wezen van leven waarschijnlijk ook is opgelost voor diegene.

Vaak hoort men zeggen: de dood vormt een raadsel, niemand heeft het nog opgelost en ook niemand zal het oplossen.

De mensen die dit uitspreken en dergelijk, vermoeden geheel niet dat er voor zulke raadselvragen een oplossing is en dat ze het gewoon niet begrijpen.

Vandaag de dag, wanneer wij te maken hebben met zo’n alomvattend belangrijk iets, verzoek ik jullie, bijzondere aandacht te besteden aan, dat het om niets anders kan handelen, dan de gestelde vraag te beantwoorden:

Hoe begrijpt men ziekte en dood?

Het bekendste antwoord op de vraag naar het wezen van de dood, wat zich eeuwenlang heeft laten gelden, maar in het heden heeft het de waarde verloren voor de overgrote meerderheid van de ontwikkelde mensen van de mensheid, dan gaat het over de woorden van Paulus: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood”. Zoals gezegd voor vele jaren, doorheen eeuwen, waren deze woorden een soort oplossing voor het raadsel van de dood.

Heden zal diegene, die denkt volgens moderne manieren, met zulk een antwoord niets kunnen aanvangen. Want het idee dat zonde iets volkomen moreel zou kunnen zijn, iets dat puur inherent is aan menselijk gedrag, de oorzaak van een fysiek feit zoals de dood, of op de een of andere manier verband houdt met de aard van ziekte, is voor een denker van vandaag volkomen onbegrijpelijk.

Het zal voor ons waarschijnlijk nuttig zijn, om aan te duiden, dat onze tegenwoordige tijd dat wat Paulus heeft gezegd, gewoon niet meer begrijpt.

Toen Paulus deze woorden bezigde en bedoelde met ‘zonde’ en zoals dat zich voordeed toen Paulus leefde op Aarde, het geheel niet was, zoals wij dat heden plachten te begrijpen, Rudolf Steiner gebruikt het woord kleinburgerlijk.

Het gaat niet over een misstap in de gewone betekenis van het woord zonde, zelfs niet over van radicale aard, maar onder zonde wordt daar/toen bedoeld wat uit egoïsme en zelfzucht wordt gedaan en ontstaat.

Alles wat als zelfzucht en egoïsme, het handelen aanspoort -in tegenstelling tot wat voortkomt uit feitelijke, objectieve impulsen -, is zonde.

Egoïsme, zelfzuchtig handelen, veronderstelt dat de persoon onafhankelijk en zelfbewust van ik is geworden. Dit moet men herkennen wanneer je je inlaat met de manier van denken van een geest als Paulus.

Het gaat over begrijpen van documenten uit het oude en nieuwe testament, dat dit diepgaand, met of via de geest zou moeten gebeuren. Denkwijze.

Andere woorden: natuurfilosofische manier van benaderen en het woord onderstroming. Uitleg over onderstroming: Alles wat er aanwezig is in de wereld (op Aarde) qua levenscreatie, richt zich naar een heel specifiek doel.

De lagere wezens staan ​​nog steeds neutraal tegenover plezier en lijden, vreugde en pijn. We ontdekken dan hoe het leven toeneemt (opwaarts) en er is iets mee verbonden. Iedereen die huivert als mensen over vastberadenheid praten, moet onthouden dat dit geen theorie is, maar eerder een puur feit.

Het hele koninkrijk van levende wezens tot aan de mens nadert een bepaald feit, wat blijkt uit het feit dat aan de top van levende wezens een persoonlijk bewustzijn mogelijk is. Ingewijde van het oude en nieuwe testament maakten gebruik van schouwen in het dierenrijk en zagen, hoe alles daar streeft naar hoe er ooit een vrije persoonlijkheid kan ontstaan. Die uit zichzelf, van binnenuit, door impulsen e.d. kan handelen en hoe met het wezen van zulk een persoonlijkheid dat verbonden is, wat men noemt, de mogelijkheid tot egoïstische en zelfzuchtige handelingen.

Nu zou echter een denker als Paulus zeggen:

Wanneer in een lichaam zulk een persoonlijkheid woont, die in staat is tot egoïstisch handelen, dan moet dit lichaam sterfelijk zijn. In een onsterfelijk lichaam zou er nooit een ziel zijn met onafhankelijkheid, zelfbewustzijn, en bijgevolg egoïsme. Vandaar dat bij elkaar hoort: een sterfelijk lichaam, een ziel met persoonlijkheidsbewustzijn, en de eenzijdig vorming van de persoonlijkheid tot impulsen voor handelen. Dat wordt in de Bijbel zonde genoemd en daarom is er deze omschreven definitie van Paulus.

“Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood”

Men kan echter inzien dat we dit moeten aanpassen, net als elk ander gezegde in de Bijbel, omdat ze door de eeuwen heen volledig zijn omgekeerd.

En wijzigen gaat over, niet door ze opnieuw te interpreteren, maar door jezelf duidelijk te maken, dat de huidige betekenis die de theologie geeft, wordt omgezet in de oorspronkelijke betekenis. En dat blijkt uit het feit dat men vaak te maken had met een zeer diepe opvatting van de zaak, wat niet zo ver verwijderd is van wat men vandaag de dag weer kan begrijpen.

Dit gezegd voor noodzakelijke correctie.

Maar het zijn de denkers, de wereldbeschouwers van alle tijden, ze hebben zich beziggehouden met de vraag naar het raadsel van de dood, en blijkbaar hebben we deze vraag al duizenden jaren op de meest uiteenlopende manieren beantwoord.

Wij kunnen ons hier niet bezighouden met historische overweging.

Zo’n oplossing zou daarom slechts naar twee denkers moeten worden verwezen, zodat je kunt zien hoe zelfs denkers die heel dicht bij het heden staan, niets belangrijks aan deze vraag toe te voegen hebben.

Rudolf Steiner refereert nu aan Schopenhauer.

Jullie kennen allemaal zijn pessimistische manier van denken, en iedereen die ooit de zin heeft gehoord: “Het leven is een ellendige zaak, en ik heb besloten mijn tijd te besteden aan het nadenken daarover.” Men zou kunnen begrijpen dat Schopenhauer nauwelijks kwam tot een andere oplossing als volgt: “Eigenlijk is de dood een troost voor het leven en leven boven de dood.”

Als volgt vervolgt: Het leven is een fatale zaak, en je zou het niet kunnen verdragen als je niet wist dat de dood er een einde aan zou maken; en als je bang bent voor de dood, dan hoef je jezelf alleen maar duidelijk te maken dat het leven niet beter is en dat verder niets door de dood wordt beslist.

Dat is Schopenhauer pessimistische manier van denken.

Die maar één keer verder leidt dan waar hij is en laat de aardgeest het zeggen: Je wilt dat er altijd nieuw leven ontstaat, daarvoor moet ik plek hebben.

Zo ziet Schopenhauer in een bepaalde betrekking zogezegd tot het feit, dat het leven zich voortplant, altijd geboorte gevend aan nieuw leven, de noodzaak dat het oude moet sterven zodat er ruimte is voor het nieuwe.

Voor het overige weet Schopenhauer niets belangrijks naar voren te brengen; omdat al het andere dat hij zegt, hij het inademt deze twee woorden.

Rudolf Steiner refereert nu aan Eduard von Hartmann.

Hij heeft zich in zijn laatste boek beziggehouden met het raadsel van de dood.

Hij zegt daar: -Als wij onszelf als het hoogste levende wezen beschouwen, als wij ernaar kijken, ontdekken wij dat mensen de wereld niet langer begrijpen nadat er een of twee nieuwe generaties zijn verschenen.

Wanneer de mens oud is geworden, kan hij zijn jeugd niet langer in bedwang houden. Daarom is het noodzakelijk dat het oude wegsterft en het nieuwe weer ontstaat. – Hoe dan ook, je ziet geen enkel antwoord op deze vragen dat ons met echt begrip dichter bij het raadsel van de dood zou kunnen brengen.

Daarom willen wij in de hedendaagse wereldbeelden vertalen wat de zogenaamde geesteswetenschap, die nu ook wel antroposofie wordt genoemd, te zeggen heeft over de oorzaken van dood en ziekte.

Maar één ding willen we onszelf duidelijk maken: de geesteswetenschappen zijn niet zo goed als de andere wetenschappen in het op een bepaalde manier over alles kunnen spreken. De hedendaagse natuuronderzoeker zou dat niet begrijpen, wanneer men over ziekte en over de dood praat, moet je dat scheiden tussen dieren en mensen, maar dat doe je vooral als je de vraag van de lezing van vandaag wilt begrijpen, dan zal dat wel lukken. Maar het moet beperkt blijven tot de verschijnselen bij de mens. Omdat wezens niet alleen maar abstract ‘hetzelfde’ zijn voor elkaar, maar ook elk heeft zijn essentie en zijn eigen kenmerken. Slechts een deel van wat er vandaag wordt gezegd, zal dat doen en het kan ook worden toegepast op de dierenwereld, misschien ook op de planten; maar de essentie gaat over mensen. Andere dingen worden gewoon gebruikt om iets uit te leggen.

Wanneer we dood en ziekte bij mensen willen begrijpen, voor alle dingen moeten we inzien, dat de mens op GW manier een uiterst complex wezen is en dat wij de mensen zoals mensen zijn als wezens, moeten begrijpen uit de volgende vier wezensdelen.

Als eerste is er het uiterlijke zichtbare fysieke lichaam. Als tweede het etherische of levenslichaam en dan als derde het astrale lichaam en het vierde gaat over het Ik van de mensen. Of het middelpunt van het menswezen zijn.

Dan moet het helder worden en zijn, dat in het fysieke lichaam dezelfde substanties aanwezig zijn als in de uiterlijke wereld. In het etherlichaam is dat wat deze substanties tot leven aanroept. En dat het etherlichaam van de mens gelijk is als dat wat de hele plantenwereld gemeenschappelijk heeft.

Het astrale lichaam, is gelijk aan dat van de dieren of we hebben dat gemeen.

Het is de drager van het gehele gevoelsleven, begeerte, lust, ongenoegen, vreugde en pijn. Het Ik heeft de mens geheel voor zichzelf alleen.

Rudolf Steiner noemt hierdoor de mens, de kroon van de aardeschepping.

Wanneer wij als mensen het fysieke organismen voor ons hebben, moeten we van binnen beseffen dat hieraan deelnemen en actief werken aan de drie andere leden van het mens zijn er is en ook de architecten.

Het fysieke principe werkt slechts gedeeltelijk op het fysieke organisme van de mens; in een ander deel is het etherische lichaam actief, in een ander deel is het astrale lichaam actief, en in nog een ander deel van de mens is het Ik actief.

Voor de GW bestaat de mens volgens het fysieke uit botten, spieren en organen, datgene wat de mens steunt, dicht bij elkaar houdt, structuren laat zien die op de Aarde kunnen bewegen. Dit alles (fysiek), Rudolf Steiner, spreekt over strikt in GW, wordt dit beschouwd als onderdeel van het fysieke principe, zo tot stand gekomen deel, organisch.

Daarbij komen nog zintuigorganen, Rudolf Steiner noemt het fysieke apparaten. Ogen – Camera Obscura en het oor is een gecompliceerd muziekinstrument. Waar het op aankomt is waaruit deze organen zijn gebouwd. Rudolf Steiner noemt het, het eerste principe.

Daarentegen zijn alle organen die te doen hebben met groei, voortplanting, spijsvertering en andere samenhangen, niet enkel gebouwd/verbonden volgens fysiek principe, maar staan in relatie met etherlichaam of levenslichaam, wat fysieke organen doordringt.

Alleen de wetmatige opbouw wordt verzorgd door het fysieke principe.

Processen van spijsvertering, voortplanting en groei worden verzorgd door het etherische principe. Het astrale lichaam is de schepper van het hele zenuwstelsel, tot aan de hersenen toe en de strengen die naar de hersenen gaan in de vorm van sensorische zenuwkoorden. Het Ik, als laatste, is de architect van de bloedcirculatie. Wanneer wij ons zo, in dat van de GW voor ons hebben, we bevinden ons erin, dat betekent Het menselijke organisme.

Dan is het eigenlijk helder, dat deze vier leden/delen (GW) ook in het uiterlijke waarneembare organisme, eigenlijk vier totaal verschillen wezens zijn, die als het ware samensmelten in de mens en zo met elkaar in werking komen.

Deze leden vormen het menselijke organisme en hebben totaal verschillende waarden, en we zullen hun betekenis voor de mens begrijpen als we onderzoeken hoe de ontwikkeling van de mens verband houdt met deze individuele leden. 106

Heden is het meer vanuit fysiologisch oogpunt besproken wat men de arbeid van het fysieke principe in het menselijk organisme wordt genoemd.

Dit gebeurt in de periode vanaf de geboorte tot aan de tandenwisseling.

Daar werkt het fysieke principe aan het fysieke lichaam en wel zo, hoe de krachten en substanties van het moederlijke organisme aan de kinderkiem werken, voordat het kind is geboren. Vanaf het zevende jaar tot de geslachtsrijpe leeftijd werkt aan het fysieke lichaam, in hoofdzaak, het etherprincipe. En vanaf de geslachtsrijpe leeftijd werken de krachten, die verankerd zijn in het astrale lichaam. Zodat wij de ontwikkeling van de mens, juist voorstellen, door te denken dat, de mens tot aan de geboorte omgeven is door het lichaam van de moeder.

Door de geboorte wordt langzaam aan het moederlichaam teruggedrongen, de zinnen/zintuigen worden vrij en nu is het mogelijk, dat dat van de uiterlijke wereld kan beginnen, om op het menselijke lichaam in te werken.

De mens stoot een omhulling van zich af, en men begrijpt op de juiste manier de ontwikkeling van een mens, dat er weliswaar in het fysieke, maar mede in het geestelijke leven iets gelijkends plaats vindt bij de tandenwisseling.

Rudolf Steiner, de mens wordt daar voor de tweede keer geboren.

Daar wordt namelijk het etherlichaam voor vrije activiteit geboren, zoals het fysieke lichaam bij de geboorte. Zoals fysiek het moederlichaam aan de mensenkiem in de periode voor de geboorte werkt, zo werken de geestelijke krachten van de wereldethers tot aan de tandenwisseling aan het etherlichaam van de mensen, er vindt wederom een terugdringen plaats.

Tot aan ongeveer het zevende jaar is het etherlichaam latent aanwezig in het fysieke lichaam. Alsof er een lucifer wordt afgestoken. Gebonden binnenin het fysieke lichaam en het komt uit vrije wil eruit, eigen zelfstandigheid.
En het teken, of het merkbare, uit zich door de tandenwisseling.
Het wisselen van tanden heeft een zeer belangrijke status voor degenen die dieper in de menselijke natuur kijken. Wanneer wij een mens voor ons hebben, tot aan en voor het zevende jaar, daar werkt het fysieke principe vrij in het fysieke lichaam. Maar gebonden en nog niet geboren uit de geestelijke omhulling, zijn daar het principe van het etherlichaam en astrale lichaam.

Wanneer wij een mens tot aan het zevende jaar overzien, bevat het een hele optelsom van erfelijkheden, welke het kind niet heeft gebouwd volgens eigen principe, dat is geërfd van voorouders. Daartoe behoort wat men het melkgebit noemt. Alleen de tanden die na de tandwisseling komen, zijn de eigen creatie van het kind van het principe, dat als fysiek element voorbestemd is om de stevige steun te vormen. Wat in de tanden wordt uitgedrukt, wordt intern gecreëerd tot aan de tandwisseling, en aan het einde van deze activiteit vormt het als het ware het laatste punt en produceert het het moeilijkste deel van het ondersteunende orgaan in de tanden, omdat het nog steeds het etherische of levenslichaam in zichzelf als groeidrager, gebonden houdt. Nadat dit principe is afgestoten wordt het etherlichaam vrij en werkt, schept verder aan het lichaam, de fysieke organen tot de geslachtsrijpe leeftijd. En dan wordt er wederom een omhulling, de uiterlijke astrale omhulling weggedrongen, zoals bij de geboorte, de omhulling van de moeder.

Astraal gezien wordt de mens bij de geslachtsrijpe leeftijd voor de derde maal geboren. En de krachten die werken, die in het etherlichaam waren gebonden, maken nu voor hun scheppingsnatuur in de mensen een sluitpunt, doordat ze het vermogen van het geslachtsrijp zijn, de voortplanting en de organen produceren. Zoals het fysieke principe ongeveer bij het zevende jaar via het gebit een sluitpunt maakt, door het scheppen van deze harde organen, waardoor het etherische lichaam, het groeiprincipe vrij komt, dan schept het astrale principe, op het moment van vrijkomen, de sterke concentratie van driften en verlangens, levensuiting, voor zover het te maken heeft met de fysieke natuur. Het fysieke principe geconcentreerd in het tandengebeuren.

Het wasdom principe heeft te doen met de geslachtsrijpe leeftijd.
Bij dat laatste wordt de omhulling van het Ik vrij en dat gaat dan werken aan het astrale lichaam.

De Europese cultuurmens volgt niet alleen eigen driften en begeerten; deze mens heeft ze gelouterd en getransformeerd in moreel gevoel en gewaarwordingen en ethische idealen.

Vergelijken we nu een in het wild levend mens met een Europees doorsneemens, of wellicht met iemand zoals Schiller of Francis von Assisi, dan kunnen we zeggen, het gaat erom dat het Ik gelouterd is en getransformeerd.

Dan kunnen we zeggen dat dit astrale lichaam altijd twee delen omvat: één die afkomt uit de oorspronkelijke aanleg en één die door het Ik zelf is geboren. Nu kunnen wij de activiteit van het Ik alleen begrijpen, wanneer wij ons helder maken, dat de mens een her belichaming – herhaald aardeleven – dat is er als basis. Dat de mens, wanneer de mens wordt geboren, als het ware de vier van elkaar gescheiden lichaam/wezensdelen, welke vruchten en resultaten zijn van voorgaande aardelevens, de mens brengt dit met zich mee.

Ze dienen als maatstaf voor energie en kracht van het leven, een leven.

Een mens wordt geboren omdat de mens, het al eerder zover heeft gebracht, met veel levensenergie, met veel sterke krachten, door transformeren van het astrale lichaam. Rudolf Steiner spreekt over, dat het andere daarin snel zal verzwakken. Wanneer men in staat is om helderziend onderzoek te doen, hoe het Ik begint, om vrij te werken aan het astrale lichaam, begeerten, driften en hartstochten, vanuit het Ik te beheersen, het gaat over de mate of hoeveelheid van de betrokken energie die het Ik met zich meebrengt, dit kan men aangeven als, dat deze heel groot is, zo groot dat het Ik zo lang en zo lang aan de omvorming/verandering kan werken en niet meer dan dat.

En na de periode van de geslachtsrijpheid is er voor iedere mens deze ‘afmeting’. Rudolf Steiner geeft aan dat voor iedere mens dit kan worden ingezien, het gaat om de tijd dat alles van het astrale lichaam eruit is gewerkt, door datgene wat de mens is toebedeeld in dit leven.

Wat de mens zo in zijn gemoed en levenskrachten mag transformeren en louteren, houdt zichzelf in stand. Zolang deze ‘afmeting’ voldoende is, leeft de mens zogezegd op de kosten van het astrale lichaam, dat zichzelf in stand houdt. Als zogezegd de bron leeg is, wordt er niet langer de moed gevonden om nieuwe driften e.d. te transformeren. Kort, de energie ervoor is op.

De levensdraad tot dusver opgemaakt voor dit transformeren. De maatstaf/afmeting is een gegeven voor ieder menswezen.

Dan is de tijd gekomen, dat het astrale lichaam zijn krachten moet nemen van het menselijke principe van het lichaam, het wezensdeel van wat het meest dichtbij is, het etherlichaam. En dan komt de periode dat het astrale lichaam, ten koste gaat van de kracht die is opgeslagen in het etherische lichaam.

Dit drukt zich uit doordat het geheugen en de actieve, productieve verbeeldingskracht geleidelijk afnemen.

Vaak is hier verteld dat het etherlichaam de drager is van productieve fantasie en van de herinneringen, dat wat men kan noemen levenshoop en levensmoed. Deze gevoelens, wanneer deze een permanent element worden, hechten zich aan het etherische lichaam. Dan worden ze door het astrale lichaam eruit gezogen en nadat het astrale lichaam ten koste van het etherische lichaam heeft geleefd, veel heeft opgezogen wat het te bieden had, begint de tijd waarin de creatieve krachten van het fysieke lichaam door het astrale lichaam worden verteerd. Dit is een uitputtingsproces, de levenskracht van het fysieke lichaam neemt af, zogezegd verhardt het fysieke lichaam en de hartslag wordt langzamer. Het astrale lichaam verteerd uiteindelijk het fysieke lichaam en ontneemt het fysieke lichaam de kracht.

Wanneer dit is opgebruikt, is er geen mogelijkheid meer dat het fysieke lichaam vanuit het fysieke principe in stand wordt gehouden.

Maar wanneer het astrale lichaam het daarheen kan brengen dat het vrij wordt en gaat bijdragen aan het leven en het werk ten behoeve van het Ik, dan is het nodig, dat in de tweede helft van het leven, het vrij geworden astrale lichaam, wanneer de maat/maatstaf van het werk is geschapen, worden de omhulsels zoals ze zijn gevormd, opnieuw geconsumeerd.

Rudolf Steiner vertelt over dat het individuele leven door het Ik (en ego) gecreëerd is geworden.

Laat het volgende als een gelijkenis dienen: denk aan een stuk hout dat je wil gaan aansteken. Als het niet was zoals het is, zou je het niet kunnen aansteken. De vlam welt op uit het hout, maar verteert het tegelijkertijd.

Dat is het wezen van de vlam, het wordt uit het hout bevrijd en de moederbodem verteerd, laat opbranden.

Rudolf Steiner spreekt over, het drie keer geboren worden van het astrale lichaam. Het astrale lichaam verteerd, zoals de vlam dat met hout doet, zijn eigen fundament en daarin ligt de mogelijkheid dat het individuele leven er kan zijn, door het fundament te transformeren. Er kan helemaal geen dood zijn, geen bewust individueel leven, als er geen dood zou bestaan.

Wij verstaan en begrijpen de dood enkel, doordat wij de oorsprong zoeken om te erkennen en vandaar begrijpen wij het leven, doordat wij de relatie met elkaar ervan inzien.

Op gelijkende manier leren wij het wezen van de dood begrijpen en helder krijgen. Elke ziekte presenteert zich als een vernietiger van het leven. Wat is ziekte? Om het wezen, wezens van ziekte te begrijpen, moeten wij de mens in beschouwing nemen met de natuur. Laten we duidelijk zijn over wat er gebeurt als mensen, als levende wezens, de confrontatie aangaan met de rest van de natuur. Met elke tocht van de adem, met elk geluid, met voedsel, met licht, dat de mens absorbeert, daarmee gaat de mens een onderlinge relatie aan met de natuur die de mens omringt.

Wanneer je dit nauwkeuriger bekijkt, zal je, zelfs zonde occultisme tot de conclusie komen dat dat van daarbuiten de feitelijke scheppers en openers van de fysieke organen zijn. Wanneer bepaalde dieren zich naar donkere grotten verplaatsen, dan gaan de ogen na verloop van tijd achteruit.

Waar er geen licht meer is, kunnen er geen lichtgevoelige ogen meer zijn; Omgekeerd kunnen lichtgevoelige ogen zich alleen vormen waar er licht is.

Vandaar dat Goethe heeft gezegd, het oog wordt gevormd door licht en voor licht. Natuurlijk wordt het fysieke lichaam gebouwd in de zin van wat de feitelijke innerlijke architecten worden genoemd. De mens is een fysiek wezen, en uit de uiterlijke dingen is de hele mens opgebouwd, in harmonie met de innerlijke scheppers. Dan zal de verhouding van individuele krachten en substanties voor de mens een heel ander beeld geven.

Degenen die hier de diepere blik van de ware mysticus hebben gehad, kunnen ons hier veel vertellen. Voor Paracelsus is de hele uiterlijke wereld een waaierachtig iets, uit elkaar verspreid menselijk organisme, de mens is hier als het ware een extract van. Als we een plant zien, kunnen we in de geest van Paracelsus zeggen: er is een wettig verband in deze plant, en er is iets in een mens dat met deze plant overeenkomt, in een gezond of ziek organisme.

Vandaar dat Paracelsus iemand met cholera (als voorbeeld) een arcenicus noemt, arsenicum is een geneesmiddel voor cholera.

Zo bestaat er een betrekking tussen ieder orgaan van de mensen en tussen dat om de mens heen in de natuur is. Men heeft slechts een essence van de natuur te nemen en dit mensgelijkend te vormen, dan zou men een mens hebben. Als letters is dat van de mens in de natuur verspreid.

Zo verkrijg je een idee hoe alles van de overige natuur de mens beïnvloedt en mensen zijn bevoegd hun essentie, het mens wezen zijn, samen te stellen van de overige natuur. Alles wat in ons is, in de grond genomen, is het essentie vanuit externe natuur, het is als het ware naar ons toe getrokken en opgenomen in levensprocessen. Als we dit geheim van de levendmaking van externe krachten en substanties begrijpen, zullen we de essentie van het wezen van ziekte kunnen begrijpen.

Nu komen we bij een hoofdstuk, waar het voor de hedendaagse geschoolde mens moeilijk is om te begrijpen hoeveel termen in de geneeskunde op een soort nevelbouwwerken lijken. Hoe suggestief lijkt het tegenwoordig in bijeenkomsten als iemand als natuurgeneeskundige het woord ‘vergif’ uitspreekt. Wat is een vergif, en wat is een onnatuurlijke werking in het menselijke organisme? Wat dan ook je in het menselijk organisme introduceert, werkt volgens natuurwetten. Het is onbegrijpelijk hoe iemand zoiets kan zeggen dat iets volgens de natuurwetten niet in het lichaam kan werken. En wat is een vergif? Water is een sterk gif als je er tien emmers tegelijk van drinkt; en wat tegenwoordig vergif is, zou de meest gunstige effecten kunnen hebben als het op de juiste manier aan het lichaam wordt toegediend. Het hangt altijd af van de hoeveelheid en onder welke omstandigheden je een middel inneemt of toegediend krijgt. Er is geen Vergif op zichzelf.

In Afrika is er een stam die een specifiek type hond heeft als gebruik voor de jacht. Maar er is daar een soort vlieg die een bepaald gif met zich meedraagt, dit gif doodt honden wanneer ze door de vliegen worden gebeten. De bewoners van Afrika bij de Zambezi-rivier hebben een remedie voor deze vliegenbeet gevonden. Ze brengen de drachtige teven naar gebieden waar veel van deze tseetseevliegen voorkomen en laten de teven door de tseetseevliegen gebeten worden. Deze mensen weten het dan zo te regelen dat de teven pas sterven nadat ze zijn bevallen. En nu komt het feit naar voren dat de jonge honden nu immuun zijn en gebruikt kunnen worden voor de jacht. Daar heeft iets plaatsgevonden dat voor het begrip van het leven zo belangrijk is: een vergif wordt opgenomen in het levensproces op het moment van dalende lijn en overgaat in opstijgende lijn, zodat het vergif één wordt tot en met tot het organisme behorende substantie.

Wat uit de uiterlijke natuur is opgenomen, maakt ons sterk en beschermt ons.

De GW laat ons inzien dat het gehele menselijke organisme op deze manier is gebouwd, wanneer, zo te zeggen, vanuit alle dingen, die van oorsprong vergif waren. Voor de voedingsmiddelen, die wij heden nuttigen, genieten, daaruit is de mogelijkheid te halen, dit te eten, nadat iemand zichzelf immuun heeft gemaakt voor de schadelijkheid door een soortgelijk proces in een retrogarde lijn. En wij worden sterker, naarmate we meer van deze stoffen ontmoeten en ingelijfd hebben, op de wijze zoals genoemd.

Wij maken onszelf zwak tegenover de externe natuur door haar substanties af te wijzen. In gebieden waar geneeskunde nog gebaseerd is op het occulte, plaats een arts of genezer zijn persoonlijkheid binnen palen en perken.

Er zijn behandelingen waarbij de dokter/heler bijvoorbeeld slangengif inneemt, waarna zijn speeksel een geneesmiddel wordt voor dergelijke slangenbeten. Het gif wordt opgenomen in eigen organisme en maakt diegene tot drager sterk van genezende krachten, en maakt zo anderen sterk waar het gaat om met betrekking tot dit vergif.

Het meest argeloze, onbezorgde wat een organisme heeft, is op deze manier tot stand gekomen. De inlijving, van dat van de uiterlijke werelden en de natuur heeft het organisme nodig; maar daarbij moet de mogelijkheid gegeven worden, kan werken als een pendule en naar de andere kant kan bewegen. Deze mogelijkheid is altijd aanwezig wanneer mensen zichzelf blootstellen aan dergelijke stoffen – en ze worden er op elk moment aan blootgesteld -, dat het middel als effect overweldigend is, beschadigd, en afhankelijk van de geschiktheid van het levenslichaam, wordt het opgenomen of niet. Daardoor wordt het organisme sterk in relatie met het medicijn, als het sterk genoeg is in het moment (en), om de substantie op te nemen.

Er is geen manier om aan ziekte te ontsnappen als je gezondheid wilt.

Elke mogelijkheid om zich sterk te maken tegen invloeden van buitenaf is gebaseerd op de mogelijkheid om ziekte te hebben, ziek te zijn. Ziekte is dus de toestand van de gezondheid. Dit is een heel reële ontwikkeling. Dit is precies het gevolg en de gave van ziekte, dat wat sterk is, door de mens moet worden verworven. Wat overleeft als de pendule beweegt, dat heeft de vrucht van immuniteit tegen ziekte, – en zelfs voorbij aan de dood.

Iedereen die iets verdergaat, zal juist vanuit daar een soort Inzicht voor Mens Zijn met ziekte behalen en het wezen van de dood voor zich winnen.

Als wij kracht en gezondheid willen, moeten we de voorwaarde ervan, ziekte, accepteren, met andere woorden, op de koop toe nemen.

Als we sterk willen zijn, moeten we onszelf tegen zwakte beschermen door zwakte in onszelf op te nemen en deze in kracht om te zetten.

Wanneer men dit zich levendig opvat, er rekening mee houdt, zal ons dit ziekte en dood begrijpelijk maken. Dit zal door de GW en de antroposofische beweging worden overgebracht. Tegenwoordig kan of mag dat voor velen nog zo zijn, wat enkel tot een soort verstand spreekt.

Wanneer echter dit verstand, geest, begrip waar het overgaat volledig heeft opgenomen, wordt dat een diepgaande harmonische laag in het gemoed, de toestanden van het gemoed, die in de mens werken en dat zal levenswijsheid worden.

Hebben jullie nog niet gehoord dat de antroposofische waarheden ontleend zijn aan het occultisme en gevaarlijk kunnen zijn?

Hebben we niet talloze tegenstanders die beweren dat antroposofie een vergif is en mensen schaadt?

Ja, de antroposofen en de occultisten zelf weten dat antroposofie ook schadelijke gevolgen kan hebben; Maar ze weten ook dat het geabsorbeerd en verwerkt moet worden om mensen sterk te maken, en dat het niet alleen iets is waarover gesproken kan worden, maar iets dat zich vervolgens in het leven bewijst als een spirituele remedie. En dat weet de GW ook, dat het fysieke is opgebouwd uit het spirituele. Wanneer de spirituele krachten op het etherische lichaam werken, dan werken deze ook gezond in de context van het fysieke lichaam. Zijn onze ideeën over de wereld en het leven gezond, dan zijn deze gezonde gedachten de krachtigst remedie.

En enkel op zwakke naturen, die zo geworden zijn door materialisme en naturalisme, werkt dat wat antroposofie als waarheid verspreidt, ziekmakend.

Het gaat weer om inlijven om zich sterk te maken. Dan heeft de antroposofie haar taak vervuld, door dit voort te brengen voor leven op Aarde.

Goethe heeft onze vraag over leven en dood zo mooi beschreven;

Alles in de natuur is leven; ze heeft enkel de dood uitgevonden om veel leven te hebben. En zo kan men zeggen: Naast de dood heeft ze ook ziekte uitgevonden, om een ​​sterke gezondheid voort te brengen, en zij heeft noodzakelijkerwijs moeten toegeven dat wijsheid schijnbaar schadelijke gevolgen heeft, zodat deze wijsheid een versterkend en genezend effect op de mensheid kan hebben. Juist daardoor is het dat de GW-wereldbeweging zich onderscheidt van andere bewegingen, men kan erover discussiëren en strijden, als er wordt geëist dan deze zich logisch bewijst.

Antroposofie moet niet iets zijn dat alleen met logische redenen kan worden onderbouwd, maar juist iets dat mensen geestelijk en lichamelijk gezond maakt. Hoe meer het zijn effecten buiten het leven laat zien door het leven te vergroten, zodat de pijn van het leven wordt omgezet in geluk, des te meer levend bewijs zal ervoor zijn.

Dat de mensen van het heden nog steeds geloven dat ze er iets logisch tegen in kunnen brengen: GW is iets, net als iets dat vergif lijkt, wordt getransformeerd in een geneesmiddel en vervolgens vruchtbaar actief wordt en effect heeft op al het leven.

En het zal zich niet in logica uiten; dat kan wel niet alleen bewezen worden – het zal zichzelf bewijzen in het Leven.

Rudolf Steiner – Dornach 24 april 1924.
4e Voordracht uit GA 316.

Meditatieve overwegingen en leidraden voor de verdieping van de geneeskunst.
(Oversteken van de Maan naar Mercurius)

Lieve vrienden,
Allereerst heb ik mij bedacht, dat wat waaraan wij zijn begonnen daardoor voort te zetten, dat wij enig van dat wat ik gisteren heb aangeboord, vanaf een andere kant meer volledig maken. Wellicht volgt hierdoor een beantwoordende manier, voor de vragen die gisteren zijn gesteld en waarover door mij met Dr. Ita Wegman is gesproken.

Rudolf Steiner noemt het een in groeien door algemene menselijke toestanden van wat wordt genoemd het lot.

Hier gaat het over het geneeskundige, genezende beroep.

Er kan ondervonden worden door een bepaalde stroming, die heden in het genezende beroep actief is, en eigenlijk groeit men erin, Rudolf Steiner spreekt over een innerlijke oppositie van de gemoederen (emoties) en aan de andere kant staat, het volste recht om dit te voelen of ondervinden.

Nu moet je je bedenken dat er vaak objectieve redenen zijn, en deze zullen je duidelijk worden naarmate je meer en meer begrijpt.

Dat de huidige medische stroming feitelijk, in zekere zin, vreemd is aan veel van wat er in de Europese en westerse beschaving bestaat.

Je begrijpt deze kwestie pas volledig als je weet dat onze natuurwetenschap en een groot deel van het streven naar moderne intellectuele ontwikkeling hierdoor tot stand zijn gekomen.

Dat de meest invloedrijke persoonlijkheden voor de medische en wetenschappelijke vooruitgang van ons intellectuele leven gereïncarneerde individualiteiten uit de Arabisch-Mohammedaanse wereld betreft.

Deze zaken zijn de laatste tijd veel besproken hier op het Goetheanum en houden ook verband met wat er nu speelt in de antroposofische beweging, maar zijn ook voor de arts van groot belang.

Al meerdere keren heeft Rudolf Steiner gewezen op, hoe nodig het is, de blik te wenden tot de spirituele plek die bloeide in dezelfde tijd toen het intellectuele leven in Europa op een primitieve manier regeerde, om zo te zeggen, onder Karel de Grote.

Daar in het Oosten bloeide de geestelijke cultuur, die samengehouden werd door Harun al Raschid.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Haroen_ar-Rashid

Karel de Grote had feitelijk veel van de wijze mannen uit die tijd, waaronder veel artsen uit die tijd, aan zijn hof.

En men bemerkt, dat wij aanraken, uiteenzetten, al in de tijd, eeuwen geleden, het bestaan van het Christendom.

Het Christendom zelf, is als iets in de wereld getreden, dat eerst langzaam en geleidelijk begrepen kan worden en het is eigenlijk voor een uiterlijk aanschouwen, niet voor een innerlijk, zeer merkwaardig, hoe de diepe zijden van het Christendom, eigenlijk nauwelijks zijn doorgedrongen tot de mensen.

Het Christendom kwam als een objectief voldongen feit in de wereld op Aarde, en de menselijke bekwaamheden, de bekwaamheden om op te nemen, aan te nemen, waren niet sterk genoeg, om dat waar het in Christendom over gaat, wat erin ligt, het naar alle kanten vorm te geven.

Daarom is de objectieve trend dat het christendom overal in het onderbewustzijn leeft, maar dat de mens dit Christendom gedurende drie tot vier eeuwen volledig heeft gecorrumpeerd. (Bederven of zelfs omkopen)

Dit heeft plaatsgevonden (wellicht nog steeds) door het intellect in relatie met het ontwikkelen van het bewustzijn.

Rudolf Steiner spreekt over verschrikkelijk amateuristische afspraken die de laatste tijd met de universiteiten zijn gemaakt.

Traditioneel waren er vroeger vier faculteiten:

Filosofie, theologie, rechtsgeleerdheid en geneeskunde.

Wat daarna aaneengeschakeld is berust eigenlijk op buitengewone, het woord sinister wordt gebruikt, misverstanden.

Omdat een faculteit politieke wetenschappen, een faculteit politieke economie voortkomt uit geesten die niets meer wisten waar het over ging.

Dat wat niet begrepen is, en begrip hiervan is vandaag de dag volledig verduisterd, namelijk dat er door Christus vier mensen zijn uitgezonden om het Christendom aan de wereld te verkondigen

De theoloog Mattheus, de jurist Marcus, de arts Lukas, en de filosoof Johannes. Dit is een diepgaande samenhang, wortelt, wat eenmaal moet opkomen, zeg maar boven de grond.

Deze zaken zijn nog in kiem aanwezig, maar bloei en vrucht dragen is de bestemming. Dat wat diep wortelt in geestelijke leven, Rudolf Steiner spreekt over, overeenstemmen volgens de evangeliën, volgens bewoordingen.

Door de vier verschillende standpunten. Zie hierboven.

Dat is iets wat moet worden begrepen. Refereert naar het evangelie van Lukas. De Arts. Het is in werkelijkheid als innerlijke aanwijzing, voor willen voor genezing, nog niet worden begrepen. Dat betekent, dat eigenlijk in onze huidige denkwijze deze Christelijke wil voor genezing niet levendig is.

Het is een soort gezonken door of in het Arabisme. In de greep van.

Interessant niet waar! Het Christendom, in Arabië in de wereld op Aarde gekomen, gaat zijn weg naar Europa, verspreidt zich daar.

Komt terug op het Hof van Karel de Grote, Harun al Rachid, waar oude geneeskunde voortleefde, daar leefde in de menskundige opvatting eigenlijk het oude mysteriewezen; dit was in traditie nog aanwezig.

Rudolf Steiner spreekt over twee mensen. De al genoemde Harun al Rachid en Lord Bacon.

https://en.wikipedia.org/wiki/Francis_Bacon

De eerste was de grote regelaar, die een spirituele academie tot stand heeft gebracht. Een ingewijde uit eerdere periode. De inwijding kwam zogezegd er niet uit. En kwam terug op Aarde als Lord Bacon.

Met een manier van denken die geheel geworteld was in het Arabisme, vernieuwde hij het wetenschappelijk denken uit het Westen.

Rudolf Steiner legt uit over – het incarnatieplan- in het kort weliswaar.

Hoeveel Lord Bacon heeft ingebracht voor de geneeskunde.

Over een andere incarnatie dat gaat het over Amos Comenius.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Amos_Comenius

Uitleg door Rudolf Steiner.

Over Jeres de la Frontera die later als Darwin incarneert.

En dus zijn al degenen die in de natuurwetenschappen werken, en vooral degenen die in de geneeskunde werken, reïncarnaties van wat in oude opvattingen staat, maar met uitsluiting van het christendom – niet in de verdere ontwikkeling van het Christendom, er wordt over uitsluiting gesproken- het is in de greep naar Europa gekomen, zoals uitgelegd.

Kort: de impuls voor geneeskunde via Lukas evangelie moet nog steeds worden opgepakt.

Om dit te doen, moet je in staat zijn om zaken als de dingen die ik gisteren besprak over het kosmische begrip van de mens, over het begrijpen van de mens vanuit de kosmos, met de grootste ernst te nemen, en dan zul je het gevoel hebben dat je op de juiste manier voor de taak bent geplaatst, die je vandaag door je karma wordt gegeven.

Over dat aan het Hof van Karel de Grote in relatie met Harun al Rachid en de denkwijze volgens Hippocrates.

Hippocrates was de laatste die heelde volgens oude mysterie geneeskunde.

Over Mongoolse invloeden als een mix met dat van Hippocrates.

De manier van denken werd beïnvloed. In opstand komen. In Europa.

Tevens de innerlijke organisatie van de mens.

Die paste niet zo bij dat wat vanuit Mongolië kwam. De Tartaren.

Dat kan tevoorschijn komen wanneer men tot een oorspronkelijke kosmische denkwijze over mensen kan komen.

Rudolf Steiner refereert aan de ontwikkeling/stromingsweg omschreven in zijn boek, de Geheime wetenschap van de Ziel.

De mens heeft dit allemaal doorgemaakt.

De mens heeft van doen met overervingsstroming. Die werkzaam is in het model. En de individuele stroming, van voorafgaande aardelevens.

Dat wat in overerving werkt gaat terug tot vroegere perioden.

Is echter Ahrimanisch achtergebleven, is opgedroogd.

De huidige officiële geneeskunde is feitelijk de enige die hiermee werkt en houdt nergens rekening mee. De andere kant, het gaat over de opgroeifasen in een mensenleven. Tandenwisseling, geslachtsrijpheid.

Dit kan statistisch worden beschouwd als de gezondste, omdat mensen daar het minst waarschijnlijk ziek worden; Het vermogen van de ziekte wordt dan uitgeschakeld. Huidige geneeskunde heult meer met ziekte dan gezondheid.

Maar om verbinding te maken met gezondheid, is het noodzakelijk dat men de hele kosmos in zich opneemt…om de kosmos in mensen te zien.

Daarvoor heb je details nodig die waarnemen van het kosmische mogelijk maken. De mens is daar met dat van de Saturnusontwikkeling, de Zonontwikkeling en de Maanontwikkeling. Bedoeld wordt de Oude hemellichamen. Deze voorheen ontwikkelingen dient men te begrijpen.

Om de mens op Aarde en de Aarde te begrijpen.

We hebben veel wetenschap maar niet degene over de ontwikkeling via (Oude) Saturnus, Zon en Maan.

Wij kunnen ons geheel of nauwelijks herinneren waar de oeroude wijsheid overgaat. Wat zo sterk met en via Hippocrates heeft geleefd, het is een frase geworden (woordenkraam), we kunnen het niet meer benaderen.

Dat moet weer levendig worden. Het gaat over overstemmen. Uitleg:

De Goddelijke wereldmachten hebben het leven geschikt/geregeld, naar maat, getal en gewicht. Wij kunnen het vinden als een Bijbelwoord.

Hoe nemen we tegenwoordig deze woorden?

Niet meer volgens oude meesters bouwen van werelden.

Voor de genezer gaat het er wel om deze drie te vinden.

Saturnus; De mens heeft de Saturnus-evolutie in zich, maar uiteraard vinden wij deze Saturnus-evolutie niet terug in de werkelijk bestaande mens van vandaag, omdat in deze mens alle ontwikkelingsstadia synthetisch verenigd zijn, ze met elkaar verbonden zijn, zodat het individuele verdwijnt in de verbinding, in de harmonie.

Ziekte is een vorm van aanroepen van, en het ene fenomeen valt op door het andere, er wordt gesproken over bijzonder vormgeving.

Rudolf Steiner benadrukt het begrijpen van zijn boek:

De geheime wetenschap van de Ziel. Niet enkel met verstand. Maar zoals met woorden als het ware geschilderd. Dat men dit overal erin, van binnen aanvoelt. Kosmische warmte is doortastend. Het element warmte.

Saturnus werkt in de mens, en wat er is beschreven over de Saturnus-evolutie werkt in de mens, maar het komt niet in de mens op aarde naar voren als hij al deze dingen op een geharmoniseerde manier in zichzelf bevat.

Het werkt als de mens ziek is. Daar scheiden zich de dingen die anders harmoniseren. Oude Saturnuselement werkt in koorts.

Koorstwetenschap zullen we dan pas hebben wanneer we dit kosmisch maken. Wanneer we als mensen in staat zijn hoe dit van Saturnus op de mens werkt. Het is geestelijk binnenin de Aarde opgezogen. Zoek.

Van belang zijn de krachten van echt lood. Overal verdeelt over aardeoppervlak zijn deze krachten te vinden. Om innerlijk begrip over koorts te vinden. Het gaat over dat wat de Goddelijke Geestelijke wereldordening bedoelt met maat. In de mate van de koorts drukt zich iedere maat uit. Dat leeft in de wereldordening, het stroomt er eenvoudigweg in, iedere maat die opgaat in de andere, harmoniseert. Maar voor alles inzien via koorts.

Uitdrukking: Aanvoelen zoals de maat van koorts
Saturnus gave van de geest

Eigenlijk is het de geest van de mens, die in koorts verschijnt, die anders is ondergedoken in andere elementen. In koorts doet de menselijke geest van zichzelf laten gelden, die zichzelf verenigt.

Het oudste onderdeel van de menselijke natuur verschijnt koortsachtig aan de oppervlakte van het bestaan.

Zon;
Aan de ene kant wordt het loutere warmte-element tot lucht verdicht en aan de andere kant verdund tot licht.

Licht en lucht horen bij elkaar. Werken op elkaar in.

Het ritme van de lucht nemen we op via ademhaling, licht nemen we ook op.

En licht is volgens occult inzien niet enkel dat wat in het oog werkt.

Licht is een algemene uitdrukking voor dat wat werkt door/via de zon.

De ogen zijn de voornaamste representant voor dat wat via de zon werkt.

In de middeleeuwen werd het gebruikt als spirituele tinctuur duidend op datgene wat werkt in het licht. Over de Zon ontwikkeling.

Dan gaat het over de polsslag. Nawerking van. Het getal van de polsslag.
Dat drukt de Zonontwikkeling in ons uit.

Uitdrukking: Voel in de pols het getal
De zielskracht van de Zon

Het is om het even, lieve vrienden, of wij werkelijk in deze richting voorwaarts gaan. Dit kan men als ernst nemen/opvatten of niet.

Maar er is een enorm verschil of je er echt over nadenkt als je je overgeeft aan het lezen van de koortsthermometer – het hoeft alleen maar te worden verworven door innerlijke oefening – welk beeld de evolutie vertegenwoordigt in de tijd van Saturnus.

Daar verschijnt de hele wereld. Alles valt of staat onder de stroming van warmte. Het is een spiritueel geschenk waarin liefde stroomt door warmte.

En herken in deze sfeer van religieuze toewijding hoe liefde via Saturnus de wereld binnenstroomt met behulp van warmte, als je in deze dankbare toewijding aan de verwarmende, liefdevolle schepping van de wereld, op het moment dat je de koorts onder controle houdt, herkent wat er vanuit deze stemming aanwezig is, dan zal er een intuïtie tot je doordringen over wat je moet doen.

Zo moet men ook de pols voelen, met aandacht en op de juiste manier.

Met de polsslag voelen zou je jezelf eigenlijk moeten kunnen onderdompelen in wat als een kosmisch ritme uit de zon voortkomt.

Als je pols voelt, zou je moeten kunnen voelen dat de mens in het licht staat dat licht en lucht verspreidt en door de wereld straalt/gaat.

Dan is het weer zo dat de hele persoon erbij betrokken is wordt meegenomen in zijn wil om te genezen. De wil om te genezen kan niet worden bereikt door een innerlijk bevel, maar kan alleen worden bereikt door een toegewijd gedrag van de ziel in de wereld.

En al verdergaand, komt je ertoe, andere symptomen aan te voelen. Dit bestaat uit dat je overal nakijkt, in hoeverre datgene wat in de mens werkt, geen menselijke vorm aanneemt. Voorbeeld is diabetes. Waarop berust dat?

Bij de geharmoniseerde mens is de suiker vermenselijkt, zodat het niet via eigen kracht werkt; maar tot in het meest intieme atomische wordt de mens te zwak om de suiker geheel te doordringen.

In de Ik organisatie volgt de mens de suikerkrachten, buitenmenselijke krachten. Zie, onderzoek, hoe al de krachten, die zich uitleven via de mens via suiker-urine diarree. Het verschijnt in de urine. Voorbeeld is migraine maar ook andere toestanden. Zie of neem waar, op alles, wat in het lichaam optreedt als substanties, die eigen wetten volgen, en niet de wetten van het menselijke. Dat kan twee vragen oproepen.

Als eerste, waarom is het over het algemeen mogelijk in de mensennatuur, dat er een tendens kan bestaan, de substantie te brengen tot innerlijke eigen activiteit. Wanneer dat niet het geval zou zijn, had de Maanontwikkeling nooit het geval kunnen zijn. Die doet dit ingrijpen op wat aan substanties in de mens aanwezig is die zichzelf willen volgen.

De Maankrachten grijpen dit aan en als maankrachten bewerken ze voor/in de mensen, de gestalte. Alles wat in de mensen als gestalte/vorm aantreedt is doordrongen van maankrachten.

Zoals Saturnus de doorwarmer is, de zon doorendoor ritmisch is, zo is de maan vormer van gedaanten.

Onze hersenen hebben geen eigen gewicht. Wanneer wij de hersenen eruit nemen is het gewicht ongeveer 1500 gram. In het lichaam ongeveer 20 gram.

Ieder lichaam verliest volgens het Archimedische principe zoveel gewicht als dat de verdrongen watermassa weegt. De hersenen verdringen, het zwemt in de hersenvloeistof, een deel van het hersenwater. Het ervaart drijfvermogen en drukt nu meer met circa 20 gram op de basis. Zo gaat het met alles.

Het gaat hierom, dat de krachten daar moeten zijn in de kosmos, die ervoor zorgdragen nodig voor het substantiële, tot op de graad, tot wat het draagt, het gewicht ervoor nemen. Gewicht moet geregeld worden en in het eigen substantiegewicht, en de regeling door de kosmos, daarin ligt het derde.

Of we nu onderzoeken, wat altijd in de stofwisseling werkt, of ergens iets van stofwisselingsaard optreedt, onder invloed van eigen gewicht, of dat het gewicht zich schaart in het gewicht van de kosmos, het onderzoek van/voor de ordening van de goddelijke geestelijke wereld naar gewicht, dat is er het derde.

Uitspraak: Voel in de substantie het gewicht aan
De macht van het vormende van de maan

Als een stemming wil dit ons weer doordringen. Wij willen zullen kunnen voelen, over reuma, jicht, obstipatie, diabetes, migraine, over alle toestanden, die ergens of hoe dan ook samenhangen met zulke neerslag, afzetting.

Welke gewicht van de substantie laat verschijnen, wij zullen dit aanvoelen, hoe in onze ondervindingen iets aantreedt wat men met woorden kan uitspreken als: De zwaarte van de Aarde heeft de mens aangedaan, zelfs ontroerd. Er ligt of is zoveel in die woorden.

Doordring jullie onderzoeken met deze dingen. Niet volgens het abstracte.

Dat is bijna gedachteloos. Dan krijg je wat er nu aan mankeert.

Wat als het ware is doodgeslagen. Ondanks conservering van wonderbare oude wijsheden. Deugd en vaardigheden uit het Arabische.

En dat van de triniteit Maan, Zon en Saturnus. Dat wat verborgen is verschenen als de Vader, Zoon en Heilige Geest.

Met meer woorden dan ik hier gebruik, de Europese mensheid is te Arabisch, te Mohammedaans geworden.  Verzwakt is de Europese mensheid om het juiste te vinden. Heden moeten deze dingen in het weten aanwezig zijn.

Anders gaat het niet goed met dat van de mensheid op Aarde.

Uitspraak:
Aanvoelen zoals de maat van koorts
Saturnus gave van de geest
Voel in de pols het getal
De zielskracht van de Zon
Voel in de substantie het gewicht aan
De macht van het vormende van de maan
Dan kan men zien in het willen van het genezen
Mede de helende behoefte van de Aardemens

Zie, lieve mensen, wanneer men zo naar de wereld op Aarde bekijkt, dan moet men deze dingen echt gevoelvol, hart gevoeld opvatten.

Daar krijg je het gevoel dat er in het menselijke leven op aarde de neiging bestaat dat de individualiteit die uit vorige aardse levens overkomt, gaat vatten wat er nu is als een model uit de erfelijke stroom.

Ik heb al gesproken over de strijd die bestaat tussen wat volgens het model gevormd is als het tweede menselijke lichaam versus het eerste model menselijke lichaam.

Als je weet dat je een persoon voor je hebt die zich feitelijk een weg naar de oppervlakte baant, dan weet je dat wat op deze persoon werkt, is wat overkomt uit eerdere incarnaties.

En het zit werkelijk zo: de persoon die deze dingen met zijn hart, met zijn ziel doordringt, heeft de meeste gelegenheid om in de zieke waar te nemen of op zijn minst te voelen wat uit eerdere incarnaties voortkomt.

Want waar is het eigenlijk op gebaseerd? Wat uit zich in de ziekte?

Bij gezonde mensen zit het eigenlijk zo: er is de hoofdorganisatie, die qua opzet feitelijk extern gescheiden is van de rest van de organisatie.

Het hoofd is een benig omhulsel waarin de hersenen zijn ingesloten. Wat een voortzetting is van het hoofd, is ook ingesloten door botten.

Met andere woorden, botten zijn inbegrepen.

Het is ervoor zichzelf, en dan komt het andere dat bij de mens hoort, erbij. Maar in de fijnere organisatie van de mens is er iets dat deze twee delen van elkaar scheidt. Zie je, dit kan niet zo gemakkelijk worden bewezen via externe anatomie en externe fysiologie, maar er is enorm veel waarmee rekening moet worden gehouden bij wat er gebeurt.

Verder over de voedselomzettingen, als voorbeeld.

Dat deze voedingsstoffen in hun interne structuur niet de hoofdorganisatie binnendringen zoals ze zijn, en zelfs niet de zenuworganisatie.

Er is een scherpe grens die niet overschreden mag worden kan zijn.

Door wie mag deze niet overschreden worden?

Welnu, zie, vanaf het begin van de menselijke aardse evolutie is het sterkste effect in de hoofdorganisatie datgene wat zijn kracht uit eerdere aardse levens heeft behouden in de tijd tussen de dood en een nieuwe geboorte.

Wat uit het hoofd naar voren komt, is de kracht van de individualiteit van het kind dat werkt. Maar het mag niet ongefilterd in de rest van de lichaamsorganisatie terechtkomen. Er moet een zeef zijn, een tussenlaag.

Het is niet extern zichtbaar, maar wel aanwezig in de organisatie. Niets gaat ongezeefd naar onderen. Het mogen niet de longen zijn als een organisch ledemaat of de lever als organisch lid wordt rechtstreeks beïnvloed door de krachten die voortkomen uit eerdere incarnaties; ze kunnen het niet verdragen. En er ontstaat daadwerkelijk iets vreselijks bij mensen, wanneer je tegen jezelf moet zeggen: de kracht uit vorige aardse levens komt volledig ongezeefd naar je lever. Wat de menselijke individualiteit is, in de tijd tussen de dood en de wedergeboorte, transformeert de krachten die in de longen en de lever, in het metabolische systeem van de ledematen, en gedeeltelijk ook in het ritmische systeem, liggen in de organisatie van het hoofd.

(Rehabiliteren?) De onderpool, de organisatie van metabolisme en ledematen kan enkel van buitenaf hersteld worden.

Alleen dan kan de menselijke individualiteit weer worden toegestaan, die eeuwig is, wanneer de mens door de poort van de dood is gegaan, wanneer het fysieke stoffelijke ervan afvalt en alleen de krachten van de longen en de lever door de poort van de dood zijn gegaan.

Bedoeld wordt: wanneer het fysieke materiaal wegvalt en alleen de krachten van de longen en de lever zijn die door de deur van de dood gegaan, het gaat over schade opgedaan tijdens aardeleven, wanneer het in bepaalde organen terechtkomt waar het niet terecht zou moeten komen.

Met mijn woorden: derhalve spreekt men als het ware tot zichzelf of met behulp van een arts, bij bepaalde ziektetoestanden, moet je innerlijke toewijding toepassen. Met nog meer woorden: dat werkt zo in dit aardeleven, omdat er geen echte scheiding is, er is nog wat van de individualiteit uit een vorig leven, op een bepaald orgaan, organen, eigenlijk zou er enkel invloeden moeten zijn van aardeleven in het heden of nu.

Rudolf Steiner bij ziektegevallen kan men inzien dat er iets uit vorige levens bij betrokken is. Zogezegd, een soort andere individualiteit; dit wil zich nog uitleven. (Anja: de was niet goed gedaan voordat er door de poort van dood werd gegaan) Wil zich nog uitleven in dat van het morele, in dat van lotsbestemming. Eigenlijk zou dit moeten stoppen bij wat deze mens-individualiteit nu aan het ervaren is op Aarde. Mag in feite niet aanraken deze organisatie, in de hoofdzakelijkste delen in het aardse, dat werkt deels in metabolisme-ledematensysteem, het ritmische gedeelte, en het sensorische systeem van zenuwen en zintuigen. De grens is beschadigd geraakt.

Kort: individualiteit van de mens is actief in en aan de mens, om daardoor en daarbij de houding als -arts- in acht te nemen.

Rudolf Steiner: wanneer ik iemand bekijk met longproblemen – tbc – voel ik een heel concreet medelijden, omdat onze tijd zo materialistisch is.

Wat er in de buitenwereld aangaande is, zo afleidt. Hoe karma moet worden uitgeleefd lotmatig, moraliteit is een duwer in/naar eigen leven. Een leven met weinig spiritualiteit. In de lichamelijkheid als mens zijnde.

Individualiteit schuift, in plaats van over te gaan in de moraal, in onze tijd terug; het wordt organisch, neemt de organen in beslag, en vooral de longen, die de naar binnen gerichte delen zijn van het metabolische ledemaatsysteem, die op hun beurt naar buiten gericht zijn.

De lichamelijkheid neemt direct bezit van de individualiteit die voortkomt uit eerdere incarnaties.

Zulke dingen zijn niet zo belangrijk omdat je erover theoretiseert, maar eerder omdat je je er in je hele stemming mee kunt inleven, en dan ontstaat de wil om te genezen en wat dan op de juiste manier aansluit bij de behoefte van de mens aan genezing.

In onze huidige materialistische cultuur is de persoon die geneest eigenlijk heel duidelijk gescheiden van de persoon die probeert te genezen.

Het komt niet dichtbij omdat je meer nodig hebt om dichterbij te komen, omdat je gevoel moet hebben voor wat eeuwig leeft in mensen.

En vanuit dit gevoel ontstaat de juiste relatie tussen de genezer en de persoon die genezing ondergaat, en dan krijg je een zintuig/betekenis van hoe je echt of iemand kunt individualiseren. Ieder mens heeft zijn eigen karma.

Individualiseren is een genezingsproces ervaren. Of meer dan 1.

Dit zijn de dingen, waar wij met gemoed vanuit het hart het benodigde moeten laten gebeuren. Dingen worden esoterisch daardoor, dat je de activiteit eigenlijk vrijmoedig en blijmoedig vanuit hartcentrum laat plaatsvinden, met referentie naar het Lukas evangelie, het bevat al dat van het gemoed, hartgebied, morele, stemmingen die je nodig hebt om verder te gaan. Daardoor is het dat dingen objectief tot stand zijn gekomen, er zijn vier faculteiten ontstaan, van of via Lukas, Matheus, Marcus en Johannes.

Men bespeurt daar nog heel weinig van omdat dat van het Arabisme in de geneeskunde leeft. Als de situatie zo is, zal er een doorgaande kerstening plaatsvinden, er kan grip gaan plaatsvinden zodat men terugkeert naar het kosmische. Ook als arts moet je je bewust zijn van je kosmische positie.

Uit dit alles zul je hebben gezien hoe sterk de krachten die de maan sturen de menselijke vorm beïnvloeden.

Als de maansturende krachten van de menselijke vorm te onregelmatig werken, dan moet men in staat zijn zijn geest daarop te richten, dan moet men er duidelijk over kunnen zijn; men geneest door het stukje onregelmatigheid te herkennen, wat binnenin zit, leeft in de vorm, blijft buiten; en dat gebeurt dan wanneer je de zieke zo behandelt dat het kosmische bewustzijn inspraak heeft.

Dan echter, het moet tot op zekere hoogte ook te overzien worden/zijn

Het andere. Je moet een standpunt verwerven.

Je moet iets van de buitenkant bekijken.

Van buitenaf kun je niet naar de ogen kijken.

Datgene wat ons in staat stelt om van buitenaf te kijken naar alles wat aan het werk is, is datgene wat ons daarentegen heldere begrippen van alles geeft, maar dat in deze heldere begrippen niet gelijk abstractie erin trekt, maar eerder of liever, ons hart laat meedenken.

Rudolf Steiner; er moet naar worden gestreefd, niet enkel te denken zoals het is in de aardewereld. Abstract. Dit gebeurt nog in het heden grotendeels zo.

We moeten duidelijk zijn dat we ons moeten verdiepen in ons denken, dat we ons hart in alles moeten brengen.

Wij moeten ook datgene, dat zich wikkelt om gedachten vanuit het hart, weer leren kennen (herinneren), wij moeten weer leren de staf van Mercurius te hanteren en wij zullen niet anders doen, wanneer wij van de Maan naar Mercurius gaan. Dat bedoelde ik destijds voor het algemene culturele leven in de lezingen die ook over Rafaël gingen, want Rafaël is juist de Christelijke Mercurius. Wanneer je jezelf met zo’n bewustzijn laat doordringen, verkrijg je de juiste gevoelens voor wat je wilt. Waaraan eigenlijk of waarvoor eigenlijk het aardse werk verricht moet worden. Dit is een aanmoediging voor de jonge artsen. Overal in de wereld borrelt het tegenovergestelde van wat zou moeten gebeuren naar boven, en vooral met betrekking tot de medische wereld gebeurt er iets fundamenteel verschrikkelijks, zoals het nu verschijnt in het leven op aarde. Rudolf Steiner begint nu over het medische/ziekte kostensyteem. Geld. De dokter is grotendeels uitgeschakeld. In Duitsland hebben ze daar een uitdrukking voor die getuigt van de uitsluiting van het menselijke element in de dokter, wat getuigt van het feit dat men denkt dat hier abstracte dingen aan het werk zijn en niet de mens.

In werkelijkheid is het de dokter die geneest (en de mens zelf), en niet de medische wetenschap. Maar mensen denken dat de medische wetenschap iets is dat rondvliegt zonder mensen. Er wordt geen rekening gehouden met de mens, karma wordt letterlijk mee in het gezicht geslagen.

Omdat karma zo werkt dat het niet blindelings de ene persoon aan de andere koppelt, maar dat, waar de mogelijkheid bestaat, daadwerkelijk een karmisch element aan het licht komt in de vrije keuze van artsen.

Maar in de puur ahrimanische setting van zorgverzekeraars wordt het karma compleet geëlimineerd, en de persoon wordt blootgesteld aan puur karma tegengestelde ahrimanische machten.

Rudolf Steiner;
Bij een volgende ontmoeting, zal ik vertellen over, hoe ahrimanische krachten om het karma van mensen dood te slaan, om de ahrimanische kant van -doel- te bereiken.

Over het zorgvergoedingssysteem, systemen, geen vrije keuze welke artsen e.d., dat de genezingsindustrie vrij spel heeft verworven.

En medische industrie wat zo duidelijk wordt getoond en gedaan.

Het is zo actueel dat de culturele ziekte die vandaag de dag in tal van andere zaken voorkomt, symptomatisch naar voren komt en laat zien hoe vooral de dokter absoluut moet helpen deze culturele ziekten te genezen.

Maar wanneer dokter e.d. zelf in de situatie komt waarin diegene op zijn scherpst is en wordt blootgesteld aan deze culturele ziekte, dan zal de dokter volledig zijn verlamd.

En denken jullie dat het verschrikkelijke feit daar is?

Oprichting van zorgverzekeraars. Ze hebben ook hun goede kant, omdat wat in de wereld verschijnt en mensen probeert te misleiden op briljante wijze verschijnt, niet op zo’n manier dat je er noodzakelijkerwijs een hekel aan hebt. De duivel neemt altijd de vorm van een engel aan als hij verschijnt. De persoon die in het visioen de duivel in duivelsvorm ziet, kan ervan overtuigd worden dat het niet de duivel is, omdat hij in engelenvorm verschijnt.

Als de dokter wordt blootgesteld aan de scherpste impuls van een culturele ziekte, dan moet onze cultuur in wezen een zieke cultuur worden.
Daarom is het noodzakelijk dat je aandacht schenkt aan je karma, zoals het je plaatst, om niet alleen op het gebied van de geneeskunde samen te werken, maar ook in de zieke aard van het sociale organisme.

Rudolf Steiner vraagt nu om vragen voor te bereiden en morgen weer een dag. Er wordt al gesproken over jeugdbeweging in Duitsland.

Refereert als slot aan, zie bovenstaand over maat getal en gewicht.

GA 143 – Titel boek: Ervaringen van het Bovenzinnelijke
De Drie Wegen van de Ziel naar Christus

De Liefde en haar betekenis in de wereld.
Zürich, 17 december 1912

Wanneer wij spreken over, dat de mens in het huidige tijd punt van de ontwikkeling nader moet komen tot datgene, wat men kan benoemen gevoel/begrip/inzicht van de Christusimpuls, dan kan bij ons de gedachte opduiken, zoals het nu kan zijn met mensen, die niets hebben gehoord over de Christusimpuls. Wellicht ook niet eenmaal de naam Christus hebben gehoord. Zal de mens dan deze Christusimpuls moeten verliezen, omdat de naam nog nooit is gehoord?

Moet men dit theoretisch gezien kennen of weten wat de Christusimpuls wordt genoemd? Dat daarmee de kracht van Christus in de ziel kan indalen?

Wij willen de vraag verduidelijken door middel van de volgende bespiegelingen over het menselijk leven van geboorte tot dood.

De mens treedt de wereld binnen (op Aarde); half slapend, de eerste kind zijn periode. Wij moeten eerst leren, ons zelf als met Ik te ondervinden. Ons Ik vinden en steeds rijker wordt ons zielleven door de opname van datgene wat ons door dit IK ten deel valt. Bij het anderen van de dood is, zit zielleven zogezegd op zijn rijkst, het mede rijpst, vandaar kunnen er belangrijke vragen ontstaan: Hoe is het met ons zielleven wanneer het lichaam wegvalt?

Het is een bijzondere eigenschap van ons fysische en zielleven, dat dat, wat wij dragen in de ziel, aan levenservaringen, het weten over het leven, steeds meer gewichtig wordt, te meer wij richting doodgaan, dat ons echter ook, te meer wij naar de dood toegaan, gaan er steeds meer bepaalde kenmerken verloren en verschijnen er anderen, die van persoon tot persoon verschillen.
In de jeugd verzamelen we kennis en kunde, doen levenservaringen op, koesteren verwachtingen, de meeste kunnen we pas later gebruiken.
Te meer we gaan richting ouder, te meer beginnen wij van levenswijsheid te houden. Deze liefde voor wijsheid is niet egoïstisch, want deze liefde wordt alsmaar groter, wanneer wij de dood naderen; het groeit naarmate het vooruitzicht iets te hebben van onze wijsheid, kleiner wordt.
Steeds meer houden wij van deze inhoud van de ziel.

De geesteswetenschap kan in eerste instantie zelfs een verleidster worden doordat mensen kunnen begrijpen dat het volgende leven afhangt van het verwerven van wijsheid in dit leven.

Een groot deel van het egoïsme buiten dit leven kan voortkomen uit de spirituele wetenschap, en daarin schuilt een gevaar.

Zo kan het gebeuren dat de geesteswetenschap, die in de ziel verkeerd wordt begrepen, een verleidster kan worden; dat is verleiden door geesteswetenschap. Het ligt in uw wezen.

Men kan waarnemen, dat de liefde tot de levenswijsheid zo binnentreedt, zoals planten kunnen bloeien, Rudolf Steiner spreekt over rijp zijn.

Wij kunnen ook gadeslaan, dat de liefde optreedt zoiets als, wat in ons zelf is.

De mens heeft vele malen geprobeerd, de impuls van de liefde naar iets, wat in ons zelf is, in hogere zin te overbruggen.

Bij mystici vinden we bijvoorbeeld het verlangen om de drang naar eigenliefde in de zin van de liefde voor wijsheid te ontwikkelen en deze in een prachtig licht te laten schijnen. Zij pogen door verdieping in het eigen zielleven, in zichzelf de Godvonk te vinden, het Hogere Zelf van deze Godvonk te ondervinden. Eigenlijk vormt de mens als levenswijsheid slechts de kiem van zijn volgende leven. Het is als met het zaad, zoals een plant door een jaar heen leeft. Zoals het zaad blijft, zo blijft de levenswijsheid.

De mens gaat door de poort van de dood en dat wat daar rijpt als levenskern, dat is het zaad voor het komende leven. De mens kan dit ontdekken, en kan een mysticus worden, en dat, wat enkel zaad voor komend leven is, het volgende, voor een Godsvonk aanzien, als iets van het absolute.

Zo interpreteert men dit, Rudolf Steiner spreekt over generen, dat men inziet dat men dit Zelf is, dit Geestzaad.

Meester Eckhart, Johannes Tauler, spreken erover als de God in ons zelf, omdat ze niets over reïncarnatie weten.
Wanneer wij reïncarnatie begrijpen, de wet ervan, dan erkennen wij de betekenis van de liefde in de wereld individueel en als geheel.

Wij bedoelen met karma datgene, wat in het ene leven oorzaak is en werking heeft in een volgend leven. Op de wijze van oorzaak en werking/gevolg kunnen wij als mensen niet echt over liefde spreken, niet in de zin van een daad van liefde en compensatie daarvoor. Het gaat over een doen en een compensatie, maar dat heeft niets met liefde te doen.

Liefdesdaden zijn zulke daden, die in eerste instantie geen compensatie zoeken in het volgende leven.

Als voorbeeld, wij werken en verdienen daardoor. Het kan ook zo zijn dat we werken en er geen vreugde aan beleven, met als uitleg, dat er geld wordt verdiend om schulden af te betalen. Wij kunnen ons voorstellen dat de mens al datgene heeft verbruikt, wat enkel door arbeid wordt verdiend.

Rudolf Steiner spreekt erover, liever zou iemand geen schulden willen hebben. Hij gaat dit gebruiken als uitleg volgens algemeen menselijk handelen; Alles wat wij uit liefde doen, het blijkt dus dat wij daarmee schulden betalen! Vanuit het occulte brengt alles, wat vanuit liefde gebeurt, geen loon, is een schadeloosheidstelling voor iets wat al is gebruikt.

De enige daden waar we in de toekomst geen profijt van zullen hebben, zijn de daden die we doen uit echte, ware liefde.

Je zou geschokt kunnen zijn door deze waarheid. Gelukkig weten mensen in hun hogere bewustzijn hier niets van. Maar in onderbewustzijn weet iedereen het, daarom is er terughoudendheid in het doen van daden van liefde.

Dat is grondslag waarom er zo weinig liefde in de wereld is.

De mensen voelen instinctief aan, dat zij van de daden van liefde, in de toekomst niets betekenen voor hun toekomstige Ik.

Een ziel moet al ver gevorderd zijn in haar ontwikkeling als zij daden van liefde wil behagen waar ze zelf niets aan heeft. De impuls hiervoor is niet sterk in de mensheid; maar vanuit het occulte kan men toch sterke impulsen voor daden van liefde inwinnen. 206

Wij hebben voor ons egoïsme niets aan daden van liefde, maar de wereld heeft er meer aan.

Het occulte spreekt over:
De Liefde is voor de wereld datgene, wat de Zon is voor het uiterlijke leven.
Geen ziel zou meer kunnen gedijen wanneer de liefde weg zou zijn van de wereld. De liefde is de moralistische Zon van de wereld.
Zou het niet absurd zijn als iemand die geïnteresseerd is in de groei van bloemen in een weiland zou wensen dat de zon uit de wereld zou verdwijnen?

In het moralische overbrengen heet dat:
Met moet interesse hebben dat een gezonde ontwikkeling zich doordringt in de samenhangen van de mensheid.

Het is wijs, wanneer wij zo veel als mogelijke liefde hebben uitgestrooid/verspreid over de Aarde.

Het is alleen maar verstandig/wijs wanneer wij de Liefde op Aarde bevorderen. Wat geeft ons de GW?

Men ervaart de feiten op de Aarde, de evolutie van de Aarde, men hoort over de geest van de Aarde, over haar oppervlakte en haar veranderingen, over het worden van het menselijke lichaam enzovoort. Men leert precies kennen dat wat leeft en weeft in de ontwikkeling. Wat betekent dat?

Wat betekent het wanneer mensen niets van de GW willen weten?

Ze hebben er geen interesse voor wat daar is.

Want die (oude) Saturnus niet kent, degene die het wezen van de (oude) Zon en de (oude) maan niet wil leren kennen, diegene kent ook de Aarde niet.

Het is een gebrek aan interesse, schaamteloos egoïsme, als mensen geen interesse hebben in de wereld. Interesse hebben voor alles wat er is, dat is mensenplicht. De zon is wensenwaard en liefhebbend waard met haar scheppende kracht, met haar liefde voor welvaart voor het gedijen van de Aarde en voor de mensenzielen! Dit leren van en over het wordende van de Aarde zou het spirituele zaaigoed van de liefde voor de wereld op aarde moeten zijn, omdat spirituele of geestelijke wetenschap zonder liefde, een gevaar voor de mensheid zou zijn. Het gaat niet over het prediken van liefde, deze liefde moet en zal in de wereld komen voor het verspreiden van de kennis van de werkelijke geestelijke dingen.

GW en werkelijke liefdeshandelingen en liefdesdaden, het gaat over Eén zijn.

De liefde, de zinnelijke, is de oorsprong voor het scheppende, dat wat ontstaat. Zonder zinnelijke liefde zou er niets zinnelijks meer zijn op de wereld; zonder de geestelijke liefde ontstaat niets geestelijks in de ontwikkeling. Wanneer wij liefde oefenen/uitoefenen, liefde gewoon zo zijn en we verzorgen het, dat is als uitvloeien en stromen van de krachten voor het ontstaan, scheppingskrachten in de wereld.

Moet dit door het verstand worden gevestigd?

De creatieve krachten moesten zich ook voor ons en ons begrip in de wereld storten. Natuurlijk kunnen we als egoïsten de toekomst van haar creatieve krachten beroven; Maar we kunnen de daden van liefde en de creatieve krachten uit het verleden niet uitwissen. Wij danken ons bestaan ​​aan de daden van liefde uit het verleden. Hoe sterk dit ons ook maakt, wij zijn schatplichtig aan het verleden en wat wij aan liefde ooit kunnen opbrengen, dat is schulden aflossen voor ons bestaan. Vandaar kunnen wij de daden van hoogontwikkelde mensen begrijpen, want deze mensen hebben schulden vanuit het verleden te voldoen. Het is wijs, schulden te voldoen via daden van liefde. Impulsen van liefde groeien met het hogerop komen van een mens; enkel wijsheid is onvoldoende. De betekenis van de liefde hoe dit werkt in de wereld kunnen wij voor onze ziel plaatsen, aandacht geven zoals:

Liefde is datgene wat ons altijd refereert aan levensschulden van het verleden en omdat wij door het betalen van deze schulden via liefde, voor de toekomst niets hebben, het komt erop neer -wat heb je dan aan liefdesdaden-.

We moeten onze daden van liefde in de wereld achterlaten, maar daar zijn ze ingeschreven in de geestelijke wereldgebeurtenissen.

We perfectioneren onszelf niet door onze daden van liefde, alleen door de andere daden, maar de wereld wordt rijker door onze daden van liefde.

De liefde is het scheppende in de wereld. Naast de liefde zijn er nog twee andere machten in de wereld. Hoe laten deze zich vergelijken met de liefde?

De ene macht, is de kracht/sterkte, de tweede is de wijsheid.
Bij de sterkte kan men spreken over, zwakke macht, sterke macht en almacht.

Evenzo bij de wijsheid, daar zijn er ook ‘treden’ niveaus van alwetendheid.

Omniwijsheid.
Om op dezelfde wijze van niveaus van liefde te spreken, dat werkt niet goed.
Wat is omniliefde, liefde voor alle wezens?

Men kan niet op dezelfde manier over een toename van de liefde spreken als een toename van kennis of macht tot het punt van alwetendheid of almacht.

Door een dergelijke toename wordt ons eigen wezen volmaakter.

Dit is niet het geval wanneer wij houden van een paar wezens of nog wat meer, op deze manier heeft dat met vervolmaking van ons wezens niets te doen. Liefde voor alles, laat zich niet vergelijken met almacht. Begrippen als omvang, rijzing zijn niet oprecht toepasbaar bij liefde.

Het Goddelijke wezen dat leeft en weeft door de wereld(en) kunnen wij daaraan het predicaat almacht toeschrijven?

Emotionele vooroordelen moeten daarbij zwijgen: wanneer God almachtig zou zijn, dan zou God alles doen, wat er aan het gebeuren is, dan zou de menselijke vrijheid onmogelijk zijn. Deze almacht zou dit uitsluiten.

De almacht van de Godheid is zonder twijfel niet aanwezig, wanneer de mens vrij kan zijn. (Mens heeft vrije wil meegekregen)

Heeft het Goddelijke alwetendheid?

Aangezien het streven naar gelijkheid met God het hoogste doel van de mens is, zou ons streven naar alle wijsheid moeten gaan. Is deze Omniwijsheid het Hoogste Goed? Wanneer Omniwijsheid het Hoogste Goed is, dan zou er op elk moment een enorme kloof moeten ontstaan, ​​tussen de mens en God, die alle wijsheid is. De mens zou zich op elk moment van deze kloof bewust moeten zijn als God het hoogste goed, alle wijsheid, voor zichzelf had en dit voor de mens zou onthouden. Het meest omvattende kenmerk van de Godheid is niet almacht, niet alle wijsheid, maar liefde, de kwaliteit waarin geen verdere verbetering mogelijk is. God is volle liefde, is pure liefde, is zogezegd uit liefdessubstantie geboren. God is louter, zuivere liefde, geen opperste wijsheid, geen opperste macht. God behield de liefde, maar deelde de kracht en wijsheid met Lucifer en Ahriman. God deelde de wijsheid met Lucifer en de macht met Ahriman, zodat de mens vrij kan zijn, zodat de mens onder de invloed van wijsheid verdere stappen kon gaan maken.

Als we al het creatieve proberen te doorgronden, komen we tot liefde; De reden voor alle levende wezens is liefde. Het is een andere impuls binnen de evolutie die ertoe leidt dat wezens steeds wijzer en machtiger worden.

Vervolmaking wordt bereikt door wijsheid en macht.

Hoe zich de ontwikkeling van macht en wijsheid verandert, dat kunnen we zien aan de ontwikkelingsgang van de mensheid.

We hebben een voortdurende ontwikkeling, daar vandaan de Christus-impuls, die ooit de mensheid binnenkwam via het Mysterie van Golgotha.

De liefde kwam dus niet in stukjes naar de Aarde wereld, maar liefde stroomt de mensheid binnen als een geschenk van de Godheid.

Als iets wat klaar en gedaan is stroomt de liefde in de mensheid, de mens kan echter geleidelijk de impuls, opnemen. Een unieke impuls is de Goddelijke impuls van liefde, precies zoals wij het nodig hebben als impuls voor op Aarde.

Ware liefde is niet in staat tot afname en toename. Liefde is iets dat een heel ander karakter heeft dan wijsheid en Macht. Liefde verwekt geen hoop voor de toekomst, liefde is vooruitbetaling voor het verleden. Dit is ook hoe het mysterie van Golgotha ​​in de wereldevolutie naar voren komt. Was de Godheid de mensheid iets verschuldigd?

Door de invloed van Lucifer kwam een ​​bepaald element de mensheid binnen, en iets van wat er voorheen was, moest eruit worden weggenomen.

Dit, wat daar als nieuw als het ware introk, leidde tot de afdalende linie, het Mysterie van Gogoltha heeft gebracht en aangeboden de mogelijkheid om alle schulden af te betalen. De impuls van Gogoltha is niet gekomen om ons onze zonden, die wij begaan in de ontwikkeling, af te nemen, maar het is er gekomen, dat het betrokken tegenwicht kan worden verkregen, wat via Lucifer zogezegd de mensheid is binnengetrokken.

Laten we aannemen dat iemand niets weet van de naam van Christus Jezus, niets van wat er in de Evangeliën wordt verteld, maar dat hij wel kennis heeft van het radicale verschil tussen het karakter van wijsheid en macht en dat van liefde. Zo iemand is een christen in waarlijk christelijke zin, ook al weet hij niets van het mysterie van Golgotha. Degene die de liefde zo kent, dat diegene weet, liefde is er om schulden te betalen en brengt geen voordeel voor de toekomst, dat is een christen. Het begrijpen van de natuur van liefde, dat is een christen zijn. Door louter theosofie met ‘karma’ en ‘reïncarnatie’ kan men een grote egoïst worden als men daar niet de liefdesimpuls aan toevoegt, de Christusimpuls; want alleen dan kan men bereiken wat het egoïsme van de theosofie overbrugt. Men bereikt balans/evenwicht door begrip van de Christusimpuls. Omdat theosofie noodzakelijk is voor de mensheid, zoals hier vandaag gegeven. Maar er bestaat een groot gevaar dat als de theosofie alleen maar wordt beoefend zonder de Christus-impuls, de impuls van de liefde, de mensen door de theosofie het egoïsme in zichzelf alleen maar zullen vergroten, dat ze het zullen voortbrengen, zelfs voorbij de dood. We moeten hieruit niet de conclusie trekken dat we de theosofie niet moeten beoefenen, maar we moeten veeleer leren begrijpen dat het begrijpen van de essentie van liefde deel uitmaakt van de theosofie.

Wat gebeurde er eigenlijk bij het Mysterie van Golgotha?

Wij weten Jezus van Nazareth werd geboren, zich heeft ontwikkeld op de manier zoals berichtgevingen via de evangeliën. Dat de doop in de Jordaan heeft plaatsgevonden toen hij dertig jaar was, dat Christus voor drie jaar heeft geleefd in het lichaam van Jezus van Nazareth en het Mysterie van Gogoltha heeft volbracht. Vele mensen geloven, dit Mysterie van Gogoltha zo menselijk mogelijk voor te stellen, als een aardse daad, die heeft plaatsgevonden binnen Aarde bereik. Dat is het echter niet.

Vanuit de Hogere Werelden is het enkel mogelijk het Mysterie van Gogoltha in te zien, zoals het zich op Aarde heeft afgespeeld, heeft voltrokken.

Wij zullen wederom het begin van de Aardeontwikkeling en van de mensen voor ons plaatsen. De mens heeft toenmaals bepaalde geestelijke krachten gehad. Toen kwam Lucifer erbij, en dan staan wij op het punt waar men kan zeggen: kijk, de voortschrijdende Goden, geven -almacht- aan Lucifer, zodat de mens vrij kan worden. Maar dieper dan beoogt, zakte de mens in de materie, als het ware wegglijdend van de voortgaande Goden, verder naar onderen dan gewenst. Hoe kunnen deze voortschrijdende Goden de mens weer omhoog krijgen? Om dit te begrijpen, moeten wij kijken, eigenlijk toezien, in de Raad van de Goden, niet naar dat van op Aarde.

Voor de Goden volbrengt Christus deze daad op Aarde, voor het terugbrengen van de mensen naar de Goden. De daad van Lucifer is een daad in de bovenzinnelijke wereld. Die voltrok zich daar. De daad van Christus ook, maar ook in de wereld van het zinnelijke. Een mens kan of kon dit niet uitvoeren.

Maar Christus ia afgedaald naar de Aarde om op Aarde deze daad te volbrengen en daar zijn de mensen toeschouwers van deze daad.

De deur van de Hemel is geopend en daar naar binnen toe LICHT een Godendaad. De enige daad van de Aarde is het, die geheel bovenzinnelijk is, vandaar dat het geen wonder is, wanneer diegenen, die geen geloof hechten aan het bovenzinnelijke, daar geheel en al niet in geloven. De daad van Christus is een Godendaad, voor de Goden voltrekt zich dit.

De glans en de unieke betekenis verkrijgt het Mysterie van Gogoltha daardoor en de mensen zijn uitgenodigd om getuige te zijn van deze daad.

Hier is dan ook geen historisch bewijs voor te vinden, omdat men alleen de buitenkant zag; Maar de Evangeliën zijn geschreven vanuit het perspectief van het bovenzinnelijke, dus ze zijn gemakkelijk te ontkennen als je geen besef van het bovenzinnelijke hebt.

Tot de hoogste ervaringen binnenin de GW behoort vanuit een bepaald gezichtspunt ook het feit van het Mysterie van Gogoltha.

De daad van Lucifer vindt plaats in een periode, waar de mens nog deelnemer was van de bovenzinnelijke wereld. De daad van Christus speelt zich af temidden van het materiële leven, het is een fysieke spirituele daad.

De daad van Lucifer kunnen we begrijpen, wanneer wij wijsheidsvol onderzoek doen. Om de daad van het Mysterie van Gogoltha te begrijpen is er geen toereikende wijsheid. Daar is liefde voor nodig. Pas wanneer de liefde in de wijsheid stroomt en dan omgekeerd, dan wordt het mogelijk het Mysterie van Gogoltha te begrijpen, enkel dan en pas, wanneer de mens richting de dood liefde tot in de wijsheid ontwikkelt. De met wijsheid verenigde liefde die hebben wij nodig wanneer wij door de poort van de dood gaan, omdat we anders sterven zonder wijsheid die met liefde is verenigd.

Waarvoor hebben wij dit nodig?

Filosofie is liefde voor wijsheid. De oude wijsheid was geen filosofie, omdat de oude wijsheid niet uit liefde voortkwam, maar door openbaring.

Er is geen filosofie uit de Oriënt, maar er is wijsheid uit de Oriënt.

De filosofie als liefde voor wijsheid is met Christus in de wereld gekomen; Daar hebben we dus de toegang van wijsheid vanuit de impuls van liefde.

Het is in de wereld gekomen door de Christusimpuls.

Wij moeten nu de impuls van liefde toepassen op de wijsheid zelf.

De oude wijsheid die de ziener door openbaring verwierf, zij is uitgedrukt in de sublieme woorden uit het oorspronkelijke gebed van de mensheid:

EX DEO NASCIMUR – Wij zijn geboren uit God. Dat is oude wijsheid.

Christus, die uit de geestelijke werelden voortkwam, Christus heeft wijsheid met liefde gecombineerd, zo wordt het egoïsme overwonnen, dat is het doel.

Maar het moet zelfstandig, vrij worden voorgesteld, van wezen tot wezen, daarom begon het tijdperk van de liefde tegelijk met dat van het egoïsme.

Het uitgangspunt van de kosmos is liefde, het egoïsme is er als vanzelf uit voortgekomen. Dit is een soort van scheiding. Maar de impuls van Christus, van liefde, dit zal in de loop der tijd dat van deze scheiding overwinnen en de mens kan beetje bij beetje deelgenoot worden van deze liefdeskracht.

In bijzondere monumentale woorden voelen we de liefde die in de harten van mensen stroomt in de woorden van Christus:

Waar twee of meer in mijn naam tezamen zijn, daar ben ik temidden van.

Zo toont de oude spreuk van de Rozenkruisers de met de wijsheid verbonden liefde. In Christo Morimur, in Christus sterven wij.

De mens was als voorbestemd door Jehova als kracht met een groepsziel, tot de geleidelijke doordringing van liefde door bloedverwantschap; als persoonlijkheid leeft hij door Lucifer. Er was dus oorspronkelijk een vereniging van mensen, en daarna een scheiding via het Luciferiaanse principe, dat menselijk egoïsme en onafhankelijkheid bevordert. Het kwaad kwam uit egoïsme in de wereld. Dit moest gebeuren omdat het goede niet zonder kwaad kon worden begrepen. Het biedt de mogelijkheid voor de ontwikkeling van liefde door de overwinningen van de mens op zichzelf.

Christus gaf mensen die in egoïsme wegzonken de drang om zichzelf te overwinnen en de kracht om daardoor het kwaad te verslaan.

En nu worden door de daden van Christus degenen die door egoïsme gescheiden waren, samengebracht. De woorden van Christus, die spreekt over de daden van liefde, worden in de diepste zin waar als hij ons zegt: “Wat je ook aan een van de minste van deze hebt gedaan, je hebt het mij aangedaan!” Het gaat over stroming, naar de wereld op Aarde, via de Goddelijke daad van liefde en steeds meer, beetje bij beetje, de gehele ontwikkeling van de mensheid hiermee voorzien en ondanks de afstervende krachten die in de geest worden herbeleefd, omdat het nog niet verheven is uit het egoïsme, dus enkel uit de geest van de liefde:

Per Spiritum Sanctum Revivicimus – door de Heilige Geest worden wij hergeboren.

De toekomst van de mensen zal nog uit wat anders als dan uit liefde bestaan.

Geestelijke vervolmaking zal voor de aardse mensen het meest streven waardige doel zijn. Rudolf Steiner refereert naar zijn mysterie drama’s.

Maar niemand, die de daden van liefde begrijpt, zal in eigen streven naar vervolmaking iets zien, waarvan diegene zou kunnen zeggen: dit streven is onbaatzuchtig. Vervolmaking is iets waardoor wij ons wezen, de persoonlijkheid versterken en bevorderen. Onze waarde voor de wereld, moet wij enkel zien in daden van liefde, niet in daden van vervolmaking van het zelf. Wij mogen ons hierin niet laten misleiden. Wanneer iemand probeert Christus te volgen volgens het pad van liefde naar wijsheid, dan is voor zulke wijsheid zoveel geldig, die dienstbaar wordt gemaakt voor de wereld, het komt erop neer, hoeveel liefde erin is verweven.

Wijsheid die in de liefde is gedoken, die de wereld bevordert tegelijkertijd, en deze leidt naar Christus, deze liefde naar de wijsheid sluit leugens uit.

De leugen is het contrast van de feiten en degene die opgaat in de liefde binnenin, van binnenuit de feiten, diegene kent geen leugens.

Leugens komen zonder uitzondering vanuit egoïsme. Als we het pad naar wijsheid door liefde hebben gevonden, dan zijn we door de groeiende kracht van overwinnen, door onbaatzuchtige liefde, ook tot wijsheid doorgedrongen.

Daardoor wordt de mens tot vrije persoonlijkheid.

Het kwaad was de ondergrond waarin het licht van de liefde kon schijnen; Maar zij is het die de betekenis van het kwaad, de positie van het kwaad in de wereld, herkenbaar maakt.  Het licht is herkenbaar geworden door de Duisternis.
Alleen de vrije mens kan een echte christen worden.

Vraag gaat over de leugen om bestwil.

Iets uit liefde verbergen, een leugentje om bestwil, is altijd een heel ingewikkelde daad. Een leugentje om bestwil uit liefde kan er één zijn, uit een noodzaak, in eerste instantie lijkt het misschien een goede daad, maar het verbindt ons op een zeer gecompliceerde manier.

Door het leugentje om bestwil hebben wij ons karmisch verbonden met de betrokkene, namelijk met wat er is aan zwakte. Later komt er altijd iets van terug met betrekking tot waarheid. Rudolf Steiner spreekt daarna over het hebben van een ontwikkelingsfactor.

Het is goed dat dit het geval is, want als we gedwongen worden een leugentje om bestwil te vertellen, al is het karmisch, dat wil zeggen egoïstisch, omdat een leugen om bestwil, zelfs als het om een leugen om bestwil gaat, is het een egoïstische daad, het heeft niets te maken met een ware daad van liefde.

Omdat een beetje slimheid altijd deel uitmaakt van een leugentje om bestwil. Het gebeurt niet alleen uit een liefdesbeslissing. Geestelijke wetenschap schijnt zelfs tot in de kleinste en meest delicate delen van het menselijk hart.

Geef een reactie